Afgelopen donderdag organiseerde Cultuur op de Campus de verkiezingen voor het campusdichterschap. De winnaar duikt een jaar lang in het leven op de universiteit, en voorziet het van poëtisch commentaar. Dit jaar sleepte Thijs Kersten de eerste prijs binnen: ‘Poëzie is voor mij vooral een andere manier om het gesprek te voeren.’
Thijs Kersten (21) is student Griekse en Latijnse taal en cultuur, nog eventjes lid van de Facultaire Studentenraad, bibliothekenredder in vrije tijd en als campusdichter niet bang om de moeilijkere thema’s aan te snijden (wel het liefst op een luchtige wijze of met geinig metafoor). ANS sprak hem over het onderscheid tussen academia en kunst, de rol van het publiek in zijn gedichten en sardientjes in blik.
Wat zijn de thema’s die je in je gedichten behandelt?
‘Ik verdeel poëzie altijd onder in drie soorten. Je hebt lichte dingen op een lichte manier. Je hebt zware dingen op een zware manier, en tenslotte heb je zware dingen op een lichte manier. En dat laatste is wat ik probeer te doen. Het zijn dingen waar ik last van heb, maar die ik met een luchtige, verrassende draai probeer te verwoorden. Een daarvan is begonnen als een klacht over het feit dat ik na drie jaar studeren nog steeds geen studentenkamer heb kunnen vinden. Dat is uiteindelijk een raar, dom verhaaltje geworden over iemand die naar een bar gaat en sardientjes gaat eten, want die zitten natuurlijk net zo goed in hun blikje gevangen.’
Helpt poëzie om moeilijke gebeurtenissen te verwerken?
‘Je kunt de lastige dingen waar je mee zit uit de weg gaan, of naar een manier zoeken waarop je ze kunt vertellen. Een gebrekkige kamerzoektocht is natuurlijk vrij lichte materie. Moeilijkere thema’s, zoals seksueel overschrijdend gedrag, zijn anders. Ik wil niet zeggen dat poëzie helpt om dit soort pijnlijke thema’s rooskleuriger te zien, maar poëzie verschaft voor mij persoonlijk wel een chillere bril. Poëzie kan een indirecte manier zijn om het over dingen te hebben. Je gaat daarbij niet op het podium staan en benoemen wat je allemaal precies hebt meegemaakt. Nee, je verwoordt het anders: je speelt met hoe je praat en met je bewegingen. Op die manier fungeert poëzie niet als een dekmantel van je boodschap, maar vormt ze wel een soort van bescherming.’
‘Ook het publiek beschouwt dat als waardevol. Er zijn natuurlijk mensen die troost vinden in zware gedichten, maar uiteindelijk is er ook een hele grote groep die je met lichtere teksten meekrijgt.’
Maar vind je het nooit spannend, om je gedichten aan het grote publiek te brengen?
‘Het spannendste vind ik de mogelijke uitwerking van mijn teksten. Ik weet niet wat voor impact ze hebben en of ik recht doe aan ieders stem. Door mijn spierziekte vormt het podium op sommige dagen zelfs een lichamelijke uitdaging. Anderzijds beleef ik er ook gewoon plezier aan om daar te staan en te kunnen interacteren met het publiek. Ik probeer mijn teksten niet iets heel raars of formulairs te geven. Ik doe niet aan metrum en ik doe niet aan eindrijm. Bij één tekstvoordracht heb ik een gek dansje geïntroduceerd. Ik wil dat alles wat ik zeg, en de manier waarop ik het zeg, en de manier waarop ik er sta, dat dit alles bijdraagt aan de interactie met het publiek. Poëzie betekent voor mij op een andere manier een gesprek voeren.’
En nu dus campusdichter! Toekomstplannen?
‘Vorige campusdichters hebben alleen in het Nederlands gepubliceerd. Onder het mom van “internationals zijn er gewoon, deal er maar mee College van Bestuur”, wil ik allereerst onderzoeken wat er gebeurt als ik mijn teksten in het Engels probeer te vertalen. Verder heb ik een wild plan waarvan ik niet weet of het lukt. Stukafest bestaat helaas niet meer. Ik wil proberen het nieuw leven in te blazen, maar dan op de campus. Tenslotte wil ik onderzoeken hoe we kunst en academie bij elkaar kunnen brengen. Ik vind de universiteit een fijne omgeving, waar mooie dingen gebeuren. Ik merk alleen dat ik het steeds moeilijker vind om mij tegelijkertijd creatief als academisch bezig te houden. Uiteindelijk kom je op de campus bijeen omdat je dingen wilt leren. Dat kan je met poëzie net zo goed. Tuurlijk, de oplossing voor klimaatverandering zit niet in een dichtbundeltje, maar dat betekent niet dat er zo’n sterke scheiding tussen kunst en academica hoeft te bestaan. Het lijkt mij leuk om het spanningsveld tussen die twee te onderzoeken. Ik weet niet hoe ik dat ga doen, maar hoe leuk is het om erover na te denken?’