De Amerikaanse gitarist Cory Wong staat 30 maart met zijn nieuwe, volledig instrumentale album Wong’s Cafe in Doornroosje. Het muzikale plezier klinkt door in de briljante solo’s en funky deuntjes. Helaas slaan de nummers door in hun eenvoud, waardoor de luisteraar snel ongeboeid is.
Wong werd bekend in 2016 toen het nummer Cory Wong uitkwam, dat hij met de Amerikaanse funkband Vulfpeck opnam. Kort daarna verscheen zijn eerste album. Inmiddels heeft hij er bijna twintig op zijn naam staan. Vorig jaar werd zijn album Meditations, dat hij samen met de Amerikaanse muzikant Jon Baptiste opnam, zelfs genomineerd voor een Grammy Award. Dit schept hoge verwachtingen voor het nieuwste album, dat hij onder andere samen met de muzikanten van Vulfpeck heeft gemaakt. Helaas worden deze verwachtingen niet waargemaakt met de nogal saaie, eentonige songs die op dit album staan.
Slaapverwekkende liftmuziek
Wongs nieuwe album is redelijk kleurloos omdat de stijl ontzettend veel lijkt op al zijn eerdere werk. Aangezien hij in een aantal jaar al zo een uitgebreid repertoire heeft gecreëerd, is het ingewikkeld om alle albums origineel en op zichzelf staand te laten klinken. Toch had hij iets meer zijn best mogen doen. Hij gebruikt namelijk voor ieder album ongeveer hetzelfde format, zo ook op dit album. Het ontbreken van gastzangers maakt dat Wong’s Cafe ietwat anders is dan zijn andere albums. Deze gastzangers zorgden op zijn andere albums echter wel voor meer afwisseling tussen de nummers. Verder dan dat gaat Wong niet om het album onderscheidend te maken.
Over het algemeen is het album heel monotoon en is het lastig om de onderlinge nummers van elkaar te onderscheiden. De eerste drie nummers van het album zijn het minst vermoeiend om naar te luisteren. Het eerste nummer is het jazzy Smokeshow dat door de alto sax een warme sound krijgt. Na twee minuten hoop je echter dat er nog wat meer zou gebeuren. Het pianospel in Disco de Lune en de steeds doorlopende gitaarriffs maken het een fijn achtergrondnummer, maar ook dit is niet genoeg om het niveau van het album bovengemiddeld te krijgen. You Got to Be You is het meest opvallende nummer van het hele album. Met zijn steeds herhalende melodie begint het vrij eentonig, maar richting het einde word je verrast door een fenomenale saxofoonsolo.
Vulfpeck met nog meer Wong
Met dit album wil Wong teruggrijpen naar de eenvoud waar Vulfpeck mee groot is geworden, maar hij is hier iets te ver in doorgegaan. De constante herhaling van de melodieën maakt dat de nummers doorschieten in hun eenvoud. Volgens Wong moest Wong’s Cafe ongedwongen klinken, alsof het een opgenomen jamsessie is. Mede daarom zijn de nummers opgenomen in hotelkamers, Airbnb’s en Wongs keuken. De drumslagen en de melodieën zijn echter zo uitgedacht en strak, dat de nummers over het algemeen gekunsteld klinken.
Hoewel de invloed van de muzikanten van Vulfpeck op het album wel degelijk is te horen, kan dit niet compenseren voor de duffe sfeer van het album. Deze invloed is ook duidelijk te merken in het energieke nummer Radioshack. Dit laat je, met zijn upbeat tempo en het gebruik van de funky ruimte tussen de noten, enigszins ontwaken uit je winterslaap. Deze cover is echter wel veel minder boeiend dan het origineel. De oplettende luisteraar kan het liedje namelijk al kennen van Vulfpecks album The Joy of Music, the Job of Real Estate. In de versie van Vulfpeck heeft de bas de belangrijkste rol, die in dit nummer wordt overgegeven aan Wongs elektrische gitaar. De ronde, warme tonen maken plaats voor schelle, koude klanken. Dit maakt het een onnodige herhaling van een al goed nummer.
Wong probeert met Wong’s Cafe terug te gaan naar het muzikale begin van Vulfpeck. Hij is hier alleen iets te ver in doorgeschoten. Zoals de titel van het album impliceert is het een prima album om te draaien in een café, maar biedt het niet genoeg om aandachtig te worden beluisterd.