De Black Lives Matter-protesten (BLM) van afgelopen zomer hebben ervoor gezorgd dat racisme wereldwijd aan de kaak werd gesteld. Ook op de Radboud Universiteit (RU) wil een aantal studenten tijdens de Anti-Racism Awareness-week de discussie losmaken over racisme op de campus. Hoe ervaren zij racisme op de universiteit en hoe kan de RU ervoor zorgen dat zij opener en diverser wordt?
In de week van 22 maart vindt er op de RU een themaweek plaats in het kader van Anti-Racism Awareness (ARA). Het doel van de ARA-week is om middels lezingen, discussies en filmavonden meer bewustzijn te creëren over racisme op de campus. Bovenal willen de organisatoren ervoor zorgen dat de universiteit actief met dit thema aan de slag gaat zodat de RU een plek wordt waar ook mensen van kleur zich thuis voelen. Met die doelstelling is de ARA-week van dit jaar ambitieuzer dan eerdere soortgelijke evenementen. Naast medewerkers van de RU die de themaweek organiseren en in goede banen leiden, zijn er bij de voorbereiding ook studenten betrokken. Zij denken mee over de mogelijke thema’s en verzorgen de promotie. Door geïnteresseerden via sociale media alvast kennis te laten maken met een aantal van de onderwerpen, hopen de studenten dat de ARA-week een groter publiek zal bereiken. ANS sprak drie betrokken studenten over de manier waarop Anti-Racism Awareness ertoe kan leiden dat de RU een meer open en diverse universiteit wordt.
Celia Okoro (21), student Communicatiewetenschappen
‘Voor de BLM-protesten was ik ook bezig met racisme, maar bang om mijn mening erover te delen’, vertelt Celia Okoro. ‘Op de middelbare school durfde ik nog wel op racistische opmerkingen in te gaan. Later merkte ik echter dat ik vaak in de minderheid was in mijn houding. Daarom liet ik het steeds vaker gaan.’ Naast terughoudendheid had dat volgens Okoro ook te maken met tegenzin om steeds weer de discussie aan te gaan: ‘“Pick your battles”, dacht ik op een gegeven moment. Ik durfde de discussie weer volop aan te gaan toen andere mensen hun mening ook gingen verkondigen. Dat zag ik vooral op sociale media.’
De RU liet het in eerste instantie na om stelling te nemen in de BLM-discussie, waar andere instanties dat wel deden. Daarom stapte Okoro met een aantal medestudenten naar de rector magnificus om verhaal te halen. ‘We hebben het toen ook gehad over situaties waar studenten van kleur op de RU tegenaan lopen en gekeken naar mogelijke oplossingen’, legt ze uit. Een van de oplossingen die werd besproken, is het creëren van een plek waar studenten die racisme ervaren hun verhaal kwijt kunnen. Volgens Okoro doen die incidenten zich namelijk regelmatig voor. ‘Het kan om kleine dingetjes gaan, zogenoemde micro-agressies, waaruit blijkt dat mensen onderscheid zien tussen henzelf en mij’, legt ze uit. ‘Voorbeelden zijn dat mensen soms ongevraagd aan mijn haren zitten of allemaal mijn kant op kijken wanneer er over racisme wordt gediscussieerd.’ Waar zulke micro-agressies niet altijd slecht bedoeld zijn, doen zich volgens Okoro ook minder onschuldige incidenten voor. ‘Een vriend vertelde mij over een hoorcollege waarin een aantal studenten op MentiMeter het n-woord invulde’, vertelt ze. ‘Dat woord kwam vervolgens groot op het scherm te staan terwijl het totaal ongerelateerd was aan het onderwerp. Dat is geen micro-agressie meer te noemen: dat is een dikke vette macro-agressie.’
Hoewel ze zich tegen zulk gedrag dus lang niet meer altijd uitsprak, is Okoro met de ARA-week vastbesloten die discussie juist wel weer aan te gaan. Volgens haar moet dat een universiteitsbreed gesprek worden over manieren om meer openheid en diversiteit op de RU te bewerkstelligen: ‘Het grootste doel van de week is om bewustzijn te creëren. Met de evenementen die we organiseren willen we bereiken dat iedereen erkent dat racisme op de RU een probleem is.’
Nathan Miango (21), student International Business Communication
Ook Nathan Miango heeft zijn eigen ervaringen met racistische micro-agressies. ‘Rond Sinterklaas maken mensen wel eens grapjes als “Hee, dan kun je Zwarte Piet spelen en hoef je je gezicht niet te schminken”’, legt hij uit. Waar Miango aanvankelijk minder activistisch was in zijn reacties op dergelijke opmerkingen, gaat hij hier sinds de BLM-protesten steeds vaker over in discussie. ‘Soms gebruiken mensen bijvoorbeeld het n-woord waar ik bij ben: daar spreek ik hen dan op aan’, licht hij toe. ‘Ik wijs ze dan op de geschiedenis achter zulk taalgebruik.’ De ARA-week heeft dan ook als doel om mensen bewuster te maken van die historische achtergronden, aldus Miango.
Hij hoopt dat zulke gesprekken zich voortzetten na de themaweek: ‘Er moet worden voorkomen dat dit een hype wordt.’ Naast de lezingen die tijdens de ARA-week plaatsvinden, benadrukt Miango daarom het belang van de interactiviteit van het programma: ‘We willen een panel oprichten zodat studenten tijdens de week met elkaar in gesprek kunnen gaan en vragen kunnen stellen.’ Hij hoopt dat daarmee de discussie onder studenten op gang komt en blijft.
Naast de historische context van racisme zal het tijdens de ARA-week ook gaan over de manieren waarop de RU een inclusievere plek kan worden. Volgens Miango gaat het daarbij niet alleen om diversiteit onder het personeel en de studenten, maar is het ook nodig dat het studiecurriculum diverser wordt. ‘Als er in het aangeboden curriculum ook niet-westerse wetenschappers worden behandeld, leidt dat tot een verrijking van ons onderwijs’, betoogt hij bevlogen. ‘Zo krijg je als student meer perspectieven aangereikt waardoor je anders naar bepaalde zaken gaat kijken.’
Ook bij de naamgeving van universiteitsgebouwen kan de RU volgens Miango meer diversiteit nastreven. ‘Daar hebben we het met de rector over gehad,’ vertelt Miango. ‘Die bracht toen ter sprake dat er op de campus gebouwen zijn die nog geen naam hebben, zoals de universiteitsbibliotheek. Zulke gebouwen kunnen eventueel worden vernoemd naar een wetenschapper van kleur die iets moois heeft gepresteerd.’ Door onder andere deze veranderingen uit te voeren, zou de RU volgens Miango uitdragen dat diversiteit de norm is. ‘Ik hoop dat we daarmee aan volgende generaties doorgeven dat we racisme achter ons laten en mensen moeten beoordelen op basis van wie ze zijn.’
Nikita Krouwel (22), masterstudent Transatlantic Studies
Voordat ze betrokken raakte bij de ARA-week, had Nikita Krouwel al enige theoretische kennis over racisme: ‘In mijn studie wordt veel aandacht besteed aan Black American culture en hoe racisme zich in de VS heeft ontwikkeld.’ Krouwel licht toe. ‘Pas toen de BLM-protesten bezig waren, ging ik die kennis bewuster aan de praktijk koppelen. Ik voelde dat er een momentum was waarin we racisme konden aanpakken.’ Volgens haar is dat nodig op de RU, want de reacties zijn vaak hard als het over dit onderwerp gaat: ‘Laatst was er bijvoorbeeld tijdens college een discussie over manieren waarop je als wit persoon mensen van kleur kunt bijstaan. Toen ik me daarover uitsprak, reageerde een meisje heel heftig en defensief.’
Krouwel begrijpt enerzijds dat zulke reacties voortkomen uit ongemakkelijkheid vanwege het beladen onderwerp, anderzijds proeft ze in zulke gevallen wel degelijk racisme: ‘Deze reactie had ik niet gekregen als ik een witte student was geweest.’
Volgens Krouwel weten veel docenten niet hoe ze moeten omgaan met zulke aanvaringen tijdens colleges. Die ongemakkelijkheid komt van twee kanten. Voor studenten van kleur kan het namelijk moeilijk zijn om ervaringen omtrent racisme te delen met mensen die er zelf niet direct mee te maken hebben. Krouwel ondervond dit al tijdens haar jeugd: ‘Ik heb witte ouders en ik vond het soms moeilijk om het met hen over nare ervaringen te hebben. Naast dat je dan moet vertellen dat je iets naars is overkomen, moet je ook helemaal uitleggen waarom het dan zo naar voor je was.’ Volgens de student wordt over dit ongemak te weinig nagedacht. Ze denkt dat dit komt doordat de RU een overwegend witte universiteit is. Om die reden uit ze felle kritiek op het diversiteitsbeleid van de universiteit: ‘Als je kijkt naar de manier waarop de universiteit diversiteit in gender heeft bevorderd door actief meer vrouwen binnen te halen, dan zie je dat ze de macht heeft om daar verandering in te brengen.’ Ze vervolgt: ‘Het is problematisch te noemen dat niet hetzelfde gebeurt voor mensen van kleur. Ik hoop dat de ARA-week aanzet geeft om dit soort dingen te veranderen.’ Op die manier hoopt ze in haar laatste jaar aan de RU een bijdrage te leveren aan de oplossingen van de toekomst.