Architectuur is niet neutraal: zelfs het kleinste detail van een gebouw kent politieke implicaties. Student geschiedenis Laurens Monster schrijft over de theorie achter torens en de dogma’s van dakpannen.
De monoliet van de Nijmeegse academie, zichtbaar vanuit alle hoeken van de stad. Het kloppend hart van onze campus: het Erasmusgebouw. Ook zij die in Huygens of Grotius thuishoren, zijn er weleens binnengetreden. Gezamenlijk krioelen we door haar gangen en lokalen, zonder stil te staan bij haar autoritaire, piemelachtige en politieke randje.
Publieke opinie acht het een lelijk gebouw, een moezelkalken gedrocht, een buitenissig brutalistisch morsig modernisme. Vandaar de verbouwereerde reacties wanneer ik zeg het gebouw mooi te vinden. Schoon of lelijk, de façade draagt een wonderbaarlijk egalitaire politiek uit, met horizontaal lijnenwerk, typerend voor sovjetarchitectuur. Maar schijn bedriegt: torens zijn inherent hiërarchisch, zo ook onze imposante autoritaire Erasmuskolos. De stijl van haar façade leidt af van de impliciete politiek van haar vorm. Dus verbeelden de horizontale lijnen de schijndemocratie waar de Radboud zich schuldig aan maakt, bijvoorbeeld: een studentenraad die enkel in de woestijn roept.
Naast dat de toren autoriteit uitstraalt, is haar beeldvorm diep geworteld in onze maatschappij. Hierbij doel ik op het fallocentrisme, de theorie die stelt dat onze sociale wereld georganiseerd is rondom het symbool van het mannelijke geslachtsorgaan. De Erasmustoren representeert niet enkel institutioneel gezag, maar normaliseert ook een onderliggende laag van aartsvaderlijke macht. De centraal gelegen campuspik doet ons verstijven, uit pure walging. Verweer middels geweld lijkt de enige weg uit deze patriarchale lamlegging. Het Erasmusgebouw staat niet op een slooplijst. Dan moeten studenten het heft in eigen handen nemen. Zonde van een prachtig gebouw, maar een onontkoombaar offer.
Dan nu het binnenwerk van onze campuspik. Een plek voor onderwijs: twintig verdiepingen, ieder voorzien van ongeveer hetzelfde vloerplan, met klaslokalen in overvloed. Naar mijn idee staan de tafels in deze lokalen altijd opgesteld in rijen, bij gelegenheid een u-vorm. De eerste opstelling dwingt de blik en het denken van een student richting de docent, dan wel het digibord, niet richting de medestudent. Een u-vorm faciliteert oogcontact tussen studenten, terwijl hun blikken nog steeds door de centraal gepositioneerde docent worden opgeëist. Ook dit is symboolpolitiek via architectonische keuzes. De u is bewust geen gesloten cirkel. Begrijp me niet verkeerd, docenten zijn geen despoten, de architectuur veronderstelt en stuurt simpelweg een bepaalde dynamiek waarbij macht gecentraliseerd en geïndividualiseerd wordt.
Het Erasmusgebouw is dus autoritair. Machtsautomatiserende lokalen huizend in een penis. Deze analyse is niet nieuw. Al bij aanvang van de bouw in 1971 weerklonk geklaag. Student en nimby (not in my backyard) protesteerden zij aan zij, zonder gehoor te krijgen. Ondemocratische praktijken bleken toen al typisch Radboud. Hoe fraai ze ook zijn moge, het Erasmusgebouw draagt een schrijnende politiek uit, die pijnlijk genoeg strookt met de schijndemocratie van de Radboud.ANS