Van muffe alternatievelingen tot gladde kakkers: de campus is een broedplaats voor divers volk. Aangezien tweedejaars sociologiestudent Richard van den Berg de godganse dag op de campus doorbrengt om vooral uit zijn neus te eten en glazig voor zich uit te staren, knoopt hij gesprekken aan met voorbijgangers.
Na een lang schooljaar is mijn brein uitgeblust. Ik besef dit terwijl ik met een kennis in het Maria Montessorigebouw zit. Ik kan niet normaal meer nadenken, nu is dat een probleem waar ik al jaren mee worstel. Misschien knabbel ik om die reden, met een kennis, ongezond opwarmvoer uit plastic bakjes. Mijn kennis zet haar vork in haar magnetronnasi, want ze is student Culturele Antropologie en die halvegaren zijn verzot op exotische rommel. Ik smikkel van macaroni. Al heeft mijn maaltje na de magnetronbeurt meer weg van een serie opgezwollen aambeien.
‘Dat spul dat je eet is geloof ik over de datum’, zegt mijn kennis een beetje neerbuigend.
‘Dat ben ik ook, maar daarom nog niet minder lekker’, antwoord ik.
Ze zucht en kijkt een beetje geïrriteerd. Het weerhoudt mij er niet van te kijken naar haar gezicht, naar haar lieve sproetjes, die als fruithagel in vanillevla, op haar voorhoofd liggen. Ze is prachtig, ik kijk graag naar haar. Ik heb haar dit alleen nog nooit verteld.
Zelfs Stevie Wonder kan zien dat haar gezicht tot de wereldwonderen behoort.
‘Over datums gesproken, de vakantie is nabij. Ga je nog iets bijzonders doen deze dagen?’ vraagt ze.
‘Nee, niet bepaald’, antwoord ik. ‘Zo gaan die dingen.’
‘Sorry, wat zei je?’ vraagt ze. ‘Ik versta je nooit zo goed, vanwege je accent.’
Hoofdschuddend en duidelijk articulerend vertel ik haar dat ik niets in de planning heb staan. Ik zeg dat ik uit verveling misschien alcoholist word en mijn tijd zal besteden aan het kijken van documentaires over paraplubakken in Hengelo.
‘Klinkt interessant’, zegt ze. ‘Als je zo gefascineerd bent door het plaatsje, kun je er misschien heen.’
‘Mwah’, antwoord ik. ‘Als ik onder gekkies wil zijn, kan ik ook meteen naar een inrichting.’
We lachen en zwijgen daarna. Ik kijk in haar ogen, want dat is buiten filosoferen over paraplubakken in Hengelo, mijn grootste hobby. Daarna tuur ik om me heen, overal zie ik mensen die net zo vermoeid ogen als ik. Mensen wier lichaam in een staat van ontbinding lijkt te verkeren. Het leven is lelijke shit. Maar dan, als ik naar het gezicht van mijn kennis kijk, geloof ik even dat het tegendeel waar is.
‘Ga je de campus missen?’ vraagt ze.
Ik antwoord met ja. Ik weet niet hoe ik het deze vakantie zonder de vapegeur bij de ingang van de UB moet stellen, of zonder het kauwgomkauwen van studenten in de leeszaal, of zonder de wc-potten die na vijven dezelfde kleur hebben als mijn huid. Ik ga die dingen allemaal missen.
‘Maar ik ga jou, je sproetjes, het meest missen’, zeg ik, zonder erover na te denken.
Ik schrik van mezelf en leg mijn handen op mijn mond. Schaamrood trekt over mijn wangen, ik wil dat mijn brein minder onhandige dingen doet.
‘Sorry, wat zei je?’ zegt ze. ‘Leer eens articuleren man. Ik versta er geen klap van!’
Ik kijk naar haar bakje eten.
‘Uuhm… Eet je nasi, uhm… dat zei ik’, antwoord ik opgelucht. ‘Niemand wordt blij van koude nasi.’
2 Reacties
Schattig man
Jammer dat je niet zo goed articuleert, nooit iets van gemerkt.