Van muffe alternatievelingen tot kakkerige luitjes: de campus is een broedplaats voor divers volk. Aangezien tweedejaars sociologiestudent Richard van den Berg de godganse dag op de campus doorbrengt om vooral uit zijn neus te eten en glazig voor zich uit te staren, knoopt hij gesprekken aan met voorbijgangers.
Ik zit in het Huygensgebouw en kijk op mijn laptop naar een soapserie over restaurateurs van papiersnippers. Ik zet de serie op pauze als ik afgeleid raak door een jongen en meisje. Ze zijn gehuld in Rolling Stones truien. Ik zucht, je zou maar een trui dragen van de grootste flutband sinds Sjaan en de Zeven Theezakjes. De ene trui, met de welbekende tong, wordt gedragen door de jongen. Hij heeft soezerige oogjes en steenpuisten in beide mondhoeken. Het meisje heeft een groen gewaad aan waar All I want for christmas is Mick Jagger in koeienletters op prijkt. Nadat ik de tekst op haar trui heb gelezen, vraag ik me af of het Huygensgebouw en de psychiatrische inrichting een uitwisselingsproject onderhouden.
‘Daar hebben we Bassie en Adriaan,’ roep ik terwijl ik opkijk van mijn laptop.
Ze kijken om en lopen aarzelend op me af. Als ze pal voor me staan lijken ze verbaasd door mijn liefkozende begroeting. Het stel lacht wanneer ik vraag waarom ze in hemelsnaam merchandise hebben gekocht van een stelletje talentloze nitwits die geheel ten onrechte de geschiedenisboeken in zijn gegaan als rockiconen. Het meisje zegt dat Jagger haar idool is. Ze stelt dat alleen al een foto van de beste man aanzet tot seksuele bevrediging. Ik ga mijn bedprestaties na en moet met pijn in mijn hart concluderen dat ik op dat vlak onderdoe voor een foto van een oud mannetje.
Er valt een ongemakkelijke stilte. Om het gesprek te redden vraag ik de jongen wat hij zo goed vindt aan The Stones. Vol enthousiasme vertelt hij me vervolgens dat Mick Jagger een ellendige stem en gezicht heeft, maar dat je hem geweldig gaat vinden als je hem maar lang genoeg bekijkt en aanhoort.
‘Het is enorm oneerlijk,’ antwoord ik.
‘Wat bedoel je?’ vraagt de jongen.
‘Nou, als een gebrek aan zangtalent en een mismaakt uiterlijk de sleutels tot succes waren, dan had ik minstens vier nummer 1 hits moeten hebben.’
Hierna babbelen we nog wat, maar niet veel later moeten ze naar hun college. Plots raak ik in gedachten verzonken en stel ik me voor hoe het is om rockster te zijn. Ik zie mezelf achter een microfoon, heb een leren broek aan en krijg gedragen slipjes naar mijn hoofd geslingerd. Eenmaal terug in de werkelijkheid word ik overmand door jaloezie, ik zucht en sla mijn handen tegen mijn oogleden. Het leven is niet eerlijk. Waarom is Mick Jagger beroemd en ik niet? Waarom is Mick Jagger rijk en zou ik zonder DUO op zwart zaad zitten?
Over deze kwesties denk ik exact 43 minuten en twee seconden diep na. Aangezien me in dit tijdsbestek geen antwoord te binnenschiet en 43 minuten en drie seconden nadenken te veel van het goede is, brei ik een einde aan deze hersengymnastiek. Plots heb ik ingeving: jaloers zijn op anderen is niet nuttig. Ik besluit dat ik me met echt nuttige dingen ga bezig houden en zet de soapserie over restaurateurs van papiersnippers weer aan.
Wil je meer campusconversaties lezen? Je vindt ze hier.