Home Artikelen De bloeiperiodes van de kamerplant

In Tijdgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van de kijk op een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: kamerplanten.

Of het nou gaat om tientallen goed verzorgde, vrolijk ogende planten of een zielig verdord takje in de hoek van de kamer: de kamerplant is niet meer weg te denken uit de gemiddelde woonkamer. Op straat komen we steeds meer stekkastjes tegen, op Facebook wemelt het van de plantenruilgroepen en alle hippe cafés staan er vol mee. Waar komt deze fascinatie voor kamerplanten vandaan en hoe lang blijft deze nog doorgroeien?

Verleden: Groene trends

Volgens historici verschenen de eerste planten halverwege de negentiende eeuw in huis. Door de industrialisatie trokken veel mensen naar de stad en verloren ze hun groene omgeving, waardoor er behoefte was aan groen in huis. Hans Marks, antropoloog aan de Radboud Universiteit, speculeert dat er nog een andere oorzaak aan ten grondslag ligt. ‘Met de opkomst van de burgerij werden planten als voedsel naar binnen gehaald door de dienstmeiden’, legt hij uit. ‘Eerst waren dat dus vooral kruiden, maar langzamerhand begonnen planten steeds meer als decoratie te fungeren.’ Zo was de kamerplant geboren.

Een duidelijke trend in de kamerplantcultuur is pas aan te wijzen vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw, stelt trendwatcher Aafje Nijman. ‘Dat hing samen met een golf van aandacht voor de natuur.’ Kamerplanten waren vooral voor jongeren een hype van het decennium. ‘In de jaren zeventig zie je dat de vensterbanken vergroenen. Het groeit zelfs zo vol dat gordijnen overbodig zijn geworden’, lacht Nijman. Onder de plantenliefhebbers ontstond daarnaast een ruilcultuur, waarin planten en stekjes werden uitgewisseld. ‘Het bestedingsniveau van studenten in de jaren zeventig lag vele malen lager dan nu. Je ging dus niet naar de winkel om een plant te kopen’, legt de trendwatcher uit.

‘Je kunt het vergelijken met het haar van David Bowie: in de jaren zeventig stond het alle kanten op.’

In de decennia die volgen verwelkt de hype. ‘Dit hangt samen met de interieurtrend van die periode’, vertelt Nijman. In de jaren tachtig wordt de maatschappij een stuk zakelijker en killer. De planten werden uit de vensterbank geveegd en de hoofdkleuren in de inrichting werden zwart en wit. ‘Je kunt het vergelijken met het haar van David Bowie. In de jaren zeventig stond het alle kanten op en in de jaren tachtig was het strak naar beneden gekamd’, illustreert Nijman enthousiast. Enkel planten die een bepaalde luxe uitstralen, zoals de paradijsvogelplant, belandden nog in het interieur. Dit werd doorgetrokken tot en met de jaren nul. ‘Het werd echt een statussymbool’, legt Nijman uit, ‘Er stonden twee grote vazen voor het raam met onopvallende planten erin, waarbij het eigenlijk vooral om die vazen ging.’

Heden: Blije planten en blije bewoners

Inmiddels heeft de plantenhouder afscheid genomen van de statementpieces. In de jaren tien keert de fascinatie voor kamerplanten weer terug in het interieur. ‘De afgelopen jaren zijn veel mensen naar de stad vertrokken en zij hebben behoefte aan groen’, vertelt Nijman. ‘Vanwege de extra aandacht voor het klimaat zijn we de natuur gaan herwaarderen.’ De trendwatcher ziet nog een verklaring voor de toegenomen hoeveelheid planten in huis: ‘Er is een generatie jonge mensen die niet met kamerplanten in huis is opgegroeid. Onder hen heerst verbazing dat iets kan groeien als je het water en zonlicht geeft.’ Die verbazing spoort hen aan om zelf met planten bezig te gaan. Winkels, zoals Albert Heijn, spelen in op de trend met de moestuintjes. ‘De lol die dat brengt, zorgt dat het een hobby wordt’, aldus Nijman. 

Waar de urban jungle soms uit de klauwen loopt, beginnen sommige plantenverzorgers hun stekjes tegenwoordig aan te bieden in weggeefkastjes bij hun voordeur. ‘Dat zagen we tien jaar geleden al gebeuren met boeken die voor het huis werden gelegd’, legt Marks uit. ‘Tegenwoordig worden de boeken steeds vaker vervangen door stekjes die geruild worden of gratis kunnen worden meegenomen.’ De ruilcultuur van de jaren zeventig bloeit dus weer op, maar de reden hiervoor is anders. Waar studenten voorheen ruilden vanwege hun kleine portemonnee, doen ze het nu om te recyclen.

Planten zorgen voor een esthetisch aantrekkelijke ruimte.

Dat het een hype is mag duidelijk zijn, maar er zitten ook voordelen aan onze groene vriendjes. Deze komen van pas op de werkvloer, stellen onderzoekers Tia Hermans en Sjerp de Vries, verbonden aan de Wageningen University & Research. Uit hun onderzoek naar de effecten van kamerplanten blijkt dat ze de luchtvochtigheid verbeteren, waardoor werknemers minder last hebben van droge ogen achter hun computerscherm. Planten zorgen daarnaast voor een esthetisch aantrekkelijke ruimte, minder ziekteverzuim en werknemers functioneren beter in een ruimte met planten. Werkgevers zijn enthousiast over de effecten. ‘Ze staan positief tegenover meer groen in het kantoor om het voor de werknemers zo aangenaam mogelijk te maken’, vertelt Hermans. Het vergroenen van een kamer is in onze tijd dus niet alleen meer iets voor de gezelligheid.

Toekomst: de groene verlichting

Het onderzoek van De Vries en Hermans is slechts een van de onderzoeken naar de voordelen van kamerplanten. In de wetenschap wordt er steeds meer onderzoek gedaan naar mogelijke toepassingen van kamerplanten. Zo ook naar de mogelijkheden om energie op te wekken uit het fotosynthetische proces van planten. De Rotterdamse start-up Nova Innova is bijvoorbeeld begonnen met het ontwikkelen van de zogenaamde living light: een kamerplant die energie produceert en ledlampjes in de plant laat oplichten. Met het oog op  duurzaamheid klinkt dit voor veel mensen als een uitkomst. De Vries en Hermans zijn echter overwegend pessimistisch over de kamerplant als energieopwekker. ‘Mensen zullen het vooral een leuke gadget vinden’, stelt De Vries. Hermans voegt daaraan toe: ‘Om dat te laten werken heb je echter veel zonlicht nodig en dat heb je nauwelijks in huizen.’ Marks benadrukt daarnaast dat de achterliggende gedachte niet nieuw is. Volgens hem tappen mensen al jaren energie af van planten: ‘In dit geval gaat het om stroom, maar we gebruiken planten bijvoorbeeld ook al langer als eten.’ De plant is in dat opzicht een heus consumptieproduct, zowel in het verleden als in de toekomst.

Je ziet dat mensen hun gevoelens uiten tegenover hun planten.

Of planten in de toekomst als stroomopwekkers zullen worden gezien, blijft nog in het duister tasten. Marks speculeert daarnaast dat we in de toekomst op een menselijke manier over planten gaan praten. ‘Dat zien we nu bijvoorbeeld al in de wetenschap’, stelt de antropoloog. ‘We hebben het bijvoorbeeld over bomen die met elkaar communiceren.’ Volgens hem is het een aanneembare ontwikkeling. Je ziet immers ook al dat mensen hun gevoelens uiten tegenover hun planten. ‘Er vindt dus al een bepaalde uitwisseling plaats’, aldus Marks. ‘Er zal meer respect komen voor planten.’ Dit zal samenhangen met de toenemende aandacht voor het milieu. ‘In de toekomst zal er nog onderzoek moeten worden gedaan naar hoe die verhouding is’, benoemt Marks.

Nijman deelt deze mening. ‘De bezorgdheid rondom het milieu en het klimaat is eigenlijk nog maar net begonnen en dat zie ik niet zomaar verdwijnen’, stelt ze. Het lijkt er dus op dat het groen onze huizen nog wel een tijdje blijft opfleuren.

Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 1.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen