Home Artikelen De meedogenloze sloophamer van de Radboud Universiteit

Als het aan het College van Bestuur (CvB) ligt, gaan de komende jaren talrijke gebouwen op de campus van de Radboud Universiteit (RU) tegen de vlakte. Grootschalige vernietiging van cultureel erfgoed ligt op de loer.

Wat hebben TvA 1, het Linnaeusgebouw, Mercator III en het Spinozagebouw gemeen? U raadt het al: al deze gebouwen worden bedreigd door de sloophamer. Zelfs de loopbruggen over het Erasmusplein blijven niet gespaard en ook het Collegezalencomplex, inclusief het Cultuurcafé, moet het afleggen tegen de bulldozer. Op de plaats van deze gebouwen komt nieuwbouw. Linnaeus moet plaatsmaken voor een vijfde Huygensvleugel en op de plek van het Collegezalencomplex wordt een ‘modern en duurzaam Ontmoetingscentrum’ uit de grond gestampt. In het gat dat TvA 1 na de sloop achter zal laten ‘ontstaat een ontwikkellocatie voor een (paviljoenachtig) gebouw in de toekomst’. Dat alles staat in het in 2022 gepubliceerde campusplan, het overzicht van de bouwplannen van de RU voor de komende jaren.

Beeld van de studie van Inbo Architecten van mogelijke nieuwbouw Ontmoetingscentrum op de plek van het Collegezalencomplex. Bron: Campusplan 2022

Hoewel het campusplan allerlei factoren meeweegt, van betaalbaarheid tot de mate waarin de gebouwen ‘inspirerend’ zijn, wordt er geen enkele verwijzing gemaakt naar de cultuurhistorische waarde van de gebouwen, en dat terwijl de universiteit dit jaar haar eeuwfeest viert. Hiermee dreigt de RU de fysieke belichaming van haar eigen honderdjarige geschiedenis genadeloos met de grond gelijk te maken.

Campusplan 2022

Het campusplan is opgesteld vanuit het idee dat het onderwijs in de toekomst flink zal veranderen. ‘Vooralsnog wordt uitgegaan van minder behoefte aan grote onderwijszalen’, staat in het campusplan. Concreet betekent dit dat een aanzienlijk aantal grote collegezalen gesloopt wordt om plaats te maken voor samenwerkplekken waar fysiek en digitaal onderwijs worden geblend. ‘Ontmoeting’, ‘activiteit-gerelateerd werken’ en ‘shared working spaces’ zullen in 2030 de boventoon voeren op de campus. Ook zal er in de nieuwbouw volgens de huidige plannen geen ruimte zijn voor individuele plekken van werknemers, zoals er nu wel zijn in het Erasmusgebouw. Docenten zullen hun kantoorruimtes met elkaar moeten delen.

Niet in een dag gebouwd

Die rijke geschiedenis van de RU is namelijk goed zichtbaar op de campus, ook in de gebouwen die op de slooplijst staan. Na de Tweede Wereldoorlog besloot de universiteit om de oude gebouwen in de binnenstad te verlaten en een nieuwe campus te vestigen op het toenmalige landgoed Heijendaal. ‘Alle decennia daarna zijn vertegenwoordigd met één of meer gebouwen die typerend zijn voor die periode’, vertelt Jan Brabers, universiteitshistoricus van de RU.

Zo toonde de oude bètafaculteit uit de jaren zestig, waarvan het Linnaeusgebouw en Mercator III restanten zijn, enorm veel ambitie, vertelt Brabers. ‘Het complex werd ontworpen door Frits Peutz, een vooraanstaand architect, en moest een uitdrukking zijn van de grenzeloosheid van wetenschap. In die tijd bouwde men met veel volume, dus het Linnaeusgebouw kreeg enorme trappen en hallen.’ Het gebouw is daarmee karakteristiek voor zijn tijd, maar nu kijken we anders naar de grandeur van de toenmalige bètafaculteit. ‘Tegenwoordig zouden we dat loze ruimte noemen.’

Uit de bouw van de Thomas van Aquinostraat (TvA) eind jaren zeventig blijkt een heel andere kijk op de universitaire gemeenschap. ‘Toen het Erasmusgebouw er in 1973 kwam, was het meteen doelwit van kritiek. Men had weerzin tegen de liften en tegen de eenvormigheid van de identieke verdiepingen’, vertelt Brabers. Daarom kregen hoogleraren vooraf aan de bouw van TvA inspraak over hun toekomstige werkplek, in groot contrast met toen het Erasmus werd ontworpen.

Collegezaal in het Linnaeusgebouw. Foto: Nienke Cremers

Het past precies in de tijdgeest van de late jaren zeventig. Door middel van protesten tegen ingrijpende bouwplannen verwierven buurtbewoners in steden door heel Nederland een plek aan de tekentafel, en zo ook de wetenschappers aan de RU. Dit mondde uit in de TvA-laagbouw, waarin ruimte was voor kunst, binnenplaatsen en de ‘menselijke maat’, en waar geen enkel hoekje of bochtje gelijk was. ‘Het ontwerp getuigt van een veranderde visie op hoe een universiteit functioneert’, aldus Brabers.

Zowel bij TvA 1 als bij het Linnaeusgebouw gaat het om overblijfselen van grotere complexen waarvan het grootste deel al vernietigd is, maar dat is geen reden om de rest te slopen. Brabers: ‘De universiteit is een voortbrengsel van haar eigen geschiedenis en daar horen die gebouwen heel duidelijk bij. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zou ik bepleiten om net die laatste restjes nog te bewaren, omdat die tóch iets zeggen over het verleden van de universiteit. En daar zijn we allemaal een beetje mee begaan, zeker dit jaar.’

Zwakke fundering

Er is nog iets wat alle gebouwen op de slooplijst gemeen hebben. Het zijn allemaal gebouwen die in grofweg dezelfde periode zijn gebouwd, namelijk van eind jaren zestig tot begin jaren tachtig. Daarmee vallen ze onder de noemer ‘post ‘65’, een term voor gebouwen, openbare kunst en stedenbouw uit de periode tussen 1965 en 1990. Om kennisuitwisseling over deze periode een podium te bieden en de erfgoedwaarde ervan op de agenda te zetten, heeft architectuurhistoricus Joosje van Geest platform Post’65 opgericht.

Volgens haar is er weinig waardering voor architectuur uit die periode. ‘Een historische trapgevel, daar kan iedereen wel inkomen, maar die jarenzestig- en jarenzeventiggebouwen, daar is vaak lang niet zo veel begrip voor. Mensen zien de bijzonderheid er niet van in, want er is natuurlijk heel veel gebouwd in die tijd.’ De waardering voor gebouwen kan echter heel snel veranderen. Zo heeft Huize Heijendaal ook op de nominatielijst voor sloop gestaan, vertelt Brabers. ‘Toen de universiteit het landgoed Heijendaal kocht, stond dat eigenlijk in de weg van de uitdijende medische faculteit. Die neorenaissancestijl, dat is allemaal kitsch, dacht men. Nu is het een soort paradepaardje voor de universiteit.’

Duurzaam

Duurzaamheid wordt veelvuldig aangehaald als reden voor de sloop van post ‘65-gebouwen, en zo ook in het campusplan. Dat er vanuit het oogpunt van energieverbruik iets moet gebeuren met de gebouwen, erkent ook Van Geest: ‘Gebouwen uit de jaren zestig en zeventig zijn vaak slecht geïsoleerd. Ze zijn zo lek als een mandje.’ Maar sloop is vaak helemaal niet de milieuvriendelijkste optie, en tussen nietsdoen en complete nieuwbouw ligt een groot scala aan verduurzamingsmogelijkheden.

‘Renovatie is vaak duurzamer, goedkoper en minder schadelijk voor het milieu dan sloop gevolgd door nieuwbouw’, schrijft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij renovatie komt namelijk minder bouw- en sloopafval vrij en worden doorgaans minder materialen en energie verbruikt. Ook in Nijmegen zijn er praktijkvoorbeelden van duurzaam gerenoveerde of getransformeerde gebouwen, zoals het Estelgebouw aan de Barbarossastraat, dat van kantoorgebouw is getransformeerd tot een duurzaam appartementencomplex, en het Tandheelkundegebouw van de RU zelf.

‘Renovatie is vaak duurzamer, goedkoper en minder schadelijk voor het milieu dan sloop gevolgd door nieuwbouw.’

Volgens Van Geest is de voorkeur voor sloop een symptoom van de heersende mentaliteit. ‘We leven met z’n allen in een weggooimaatschappij. Vaak is het gewoon goedkoper om iets nieuws te kopen dan het te laten repareren en producten worden soms zo gemaakt dat ze na vijf jaar kapot gaan.’ Dat geldt ook voor gebouwen. ‘Robuuste gebouwen die na een renovatiebeurt nog prima twintig, soms wel dertig jaar mee kunnen, worden met de vlakte gelijk gemaakt. Dat kunnen we natuurlijk niet lang meer volhouden, want op deze manier zijn we hard op weg om de aarde om zeep te helpen. We verbruiken te veel energie en nieuwe grondstoffen terwijl de afvalberg toeneemt.’

Illustratie: Vera Joosten

Niet in beton gegoten

In het campusplan staat dat de universiteit ‘herkenbare, iconische universiteitsgebouwen’ wil bouwen, maar wat is er niet iconisch aan de huidige gebouwen, die de rijke geschiedenis van de RU belichamen? ‘Juist door voort te bouwen op het verleden ontstaat een interessante gelaagdheid’, stelt Van Geest.

Of er daadwerkelijk zoveel gaten zullen worden geslagen in het cultureel erfgoed van de RU als het campusplan voorschrijft, is nog de vraag. ‘Het campusplan 2022 is een dynamisch plan, wat betekent dat het jaarlijks herijkt zal worden’, schrijft Jielis van Schijndel, ontwikkelmanager bij Campus Development aan ANS. Ook de toekomst van het Spinozagebouw is nog niet in beton gegoten: het nieuwbouwproject bevindt zich nog in de ontwerpfase. Daarom is het nú tijd dat de universiteit onderzoek doet naar de cultuurhistorie van haar eigen gebouwen en de resultaten ervan meeweegt in het herijkte campusplan. Zo komt de universiteit misschien tot duurzamere bouwplannen die recht doen aan de eigen geschiedenis. Sloop kan tenslotte maar één keer – wat weg is, is weg.

Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 2.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen