G. J. Wood (pseudoniem) is een tweedejaars student die het liefst breekt met de bestaande studentikoze en universitaire tradities. Hij schrijft zijn ontsteltenis van zich af in de vorm van een studentkritisch stukje proza, dat zelden onomstreden blijft.
De mens is ten diepste een smerig en onhygiënisch wezen. Als smoezeligheid inherent verbonden is aan het mens-zijn, dan is de student van al het gedierte op aard het meest mens. Dit werd me op uiterst onfortuinlijke wijze duidelijk toen ik, enigszins onvrijwillig, op bezoek ging bij de ‘exclusieve’ residentie van een studentenvereniging. De dispuutsleden durfden de locatie zelfs een ‘villa’ te noemen. U begrijpt, ik verwachtte kroonluchters, Perzische tapijten en een indrukwekkende entree.
In plaats daarvan moest ik mezelf door een laag rioolwater slepen, aangezien de toiletten en de daarbijbehorende gang al een week blank stonden ten gevolge van een heuse closet-watersnood. Het plamuur hing met vellen van de wanden af, de vloer was in haar totaliteit plakkerig en het stonk er naar alcohol en zweet. Bij thuiskomst was een bad in een chloor-allesreinigercombinatie dan ook onontkoombaar. De naam ‘villa’ schiep volstrekt onwaargemaakte verwachtingen. ‘De aftandse, vooroorlogse bunker waar menig middeleeuws beerput nog van zou gruwelen’ zou een gepaster predikaat zijn, alhoewel het gebouw zelfs dan een teleurstelling zou zijn geweest.
De zogenaamde elite van ons land heeft het hygiëne-besef van een proleet. Sommige studenten lijken wel weken niet in contact te zijn gekomen met water of zeep. Dikwijls zit ik in de collegezalen naast onwelriekende medestudenten. De enige vloeistoffen waarmee zij wel in aanraking komen, lijken lichaamssappen en alcohol te zijn, en in dat laatste geval jammer genoeg niet in ontsmettende verschijningsvorm. Daar waar studenten samenkomen stapelt de zwijnerij zich dan ook op.
De oorzaak van de formule ‘meer studenten betekent minder hygiëne’, is mijn inziens een blijk van een doorgeslagen individualisatie. Van studenten, die toch óók drager van de menselijke coöpererende natuur zijn, verwacht je bij samenkomsten nu juist samenwerking, het verdelen van taken en het in staat zijn compromissen te sluiten, die allen zullen leiden tot een welzijnsverbetering voor iedereen in het studenten- of clubhuis.
In de praktijk zien we dit echter niet gebeuren. De student is vervreemd geraakt van haar verantwoordelijkheidsgevoel. De studenten-individualisatiegolf heeft ertoe geleid dat de student niet meer let op de ander, waardoor studenten als los zand naast elkaar leven. In de gezamenlijke context is de student niet in staat ook maar iets tot stand te brengen. De onverschilligheid regeert. Niemand neemt verantwoordelijkheid voor een taakverdeling en alle klussen worden afgeschoven op de niet nader te noemen ’ander’, waardoor per saldo elk klusje onaf overblijft. Op deze wijze kan een toilet-overstroming wekenlang de hal van een ‘villa’ bevochtigen.
Dan zou dit ‘de toekomstige elite van ons land’ zijn? Geatomiseerde individuen waarbij elke vorm van samenwerkingsvaardigheden ontbreekt, maar die later wel een land, ministerie of multinationale onderneming zouden moeten aansturen? Voorlopig lijkt me een land te hoog gegrepen voor diegenen die zich niet eens inzetten voor hygiëne-bevorderende maatregelen ten behoeve van het algemeen studentenhuisbelang.
Deze column verscheen in ANS-krant 7 (J37).