Wie: Casper Pijl (Bedrijfskunde, 20)
Wat: Zweefvliegen bij studentenzweefvliegvereniging Stabilo
Hoe ben je op het idee gekomen om te gaan zweefvliegen?
‘Mijn vader doet aan zweefvliegen. Nadat ik als kleine jongen een keer mee was geweest, kon ik alleen maar denken: dat wil ik ook! Aangezien je pas op je veertiende officieel mag beginnen met zweefvlieglessen, heb ik tot die leeftijd maar wat gevoetbald. Toen ik oud genoeg was, was de keuze snel gemaakt.’
Wat vinden anderen van deze hobby?
‘Het is een bijzondere hobby. De meeste mensen vinden het te gek, maar soms kunnen ze zich er weinig bij voorstellen. Toen ik op kamers ging, hadden mijn huisgenoten pas na een jaar door wat zweefvliegen was. Ze dachten dat ik met modelvliegtuigjes ging gooien.’
Hoe ziet een wedstrijd er dan uit?
‘Een wedstrijd zweefvliegen draait om het vliegen van een verre afstand in de snelste tijd. Je gaat omhoog in thermiek, dat is opstijgende lucht die zich onder een wolk bevindt. Er wordt een parcours opgezet met bijvoorbeeld drie punten. Zodra je over de startlijn gaat, loopt de tijd en dan vlieg je over die drie punten. De tijd stopt als je over de eindstreep bent. De winnaar is de persoon die dat in de snelste tijd kan doen.’
Heb je zelf al meegedaan met een zweefvliegwedstrijd?
‘Nee, normaal stond er dit jaar één op de planning, maar door omstandigheden is deze niet doorgegaan. Ik heb wel de ambitie om wedstrijden te vliegen om zo te ontdekken hoe goed ik ben in vergelijking met anderen. Wel kost het voorbereiden en vliegen van een wedstrijd veel tijd. Ik weet dus nog niet of ik er echt veel per jaar wil doen want ik ben momenteel al bezig met een opleiding om instructeur te worden.’
Tenslotte, wat is het gekste dat je ooit hebt meegemaakt tijdens een vlucht?
‘Het gekste dat ik meegemaakt heb, is iets wat niet hoort te gebeuren. Ik ben ooit, op mijn veertiende, gecrasht in de bomen. Gelukkig was dat wel met een instructeur erbij. We gingen dauwvliegen, dat is vliegen met zonsopkomst. Op een bepaald moment vlogen we boven een mistbank en konden we de grond niet meer zien. Een zweefvliegtuig heeft geen motor, dus we gingen langzaam rondjes draaien boven de plek waarvan we dachten dat het een vliegveld was, maar door de wind kwamen we in een boom terecht. Vanaf toen zijn we nooit meer gaan dauwvliegen.
‘Als je je vlucht verneukt, dan kan je ineens belanden in Duitsland en dan moet je drie uur wachten voordat iemand je kan komen halen. Zeker als je dat dan samen met vrienden meemaakt, is zo’n tocht memorabel. Aangezien er geen toilet aanwezig is in een zweefvliegtuig, plassen we bij een lange vlucht in een boterhamzakje. Dat vind ik toch net wat minder memorabel.’