Home Artikelen Een nieuw terreurbeleid: van paniek naar praten

Een nieuw terreurbeleid: van paniek naar praten

door Jip Meijers

Angstaanjagende beelden van terroristische aanslagen staan bij de meeste mensen op hun netvlies gebrand. Toch is deze dreiging volgens dr. Willemijn Verkoren, universitair hoofddocent Conflictstudies en Internationale Betrekkingen en auteur van het boek Uit de terreurspiraal, lang niet zo heftig als dat het soms lijkt. ANS sprak met haar over de angst voor terrorisme en haar ideeën rondom terrorismebeleid.

De aanslagen van 9/11 zijn twintig jaar geleden gepleegd. Voor Verkoren was dit een mooie aanleiding om een boek te schrijven: Uit de terreurspiraal: een nieuw perspectief op terrorisme. In het boek staan vier thema’s centraal. Ten eerste duikt het in de literatuur over terrorisme om een beter begrip te krijgen van de beweegredenen van terroristen. ‘Het boek kijkt ten tweede terug op twintig jaar contraterreurbeleid: wat heeft dit nu eigenlijk opgeleverd?’ vertelt Verkoren. ‘Daarnaast kijk ik naar de proportionaliteit van het beleid ten opzichte van de daadwerkelijke dreiging.’ Ten slotte stelt de auteur de vraag: ‘Wat zou een goed alternatief beleid zijn?’

Terrorisme en radicalisme

Al dit gepraat over terrorisme roept de vraag op wat dit woord nu eigenlijk inhoudt. ‘Dat is ingewikkeld’, lacht Verkoren. ‘Er is hier eindeloos veel discussie over en vrijwel ieder land of internationale organisatie hanteert een eigen definitie.’ Ook Verkoren heeft een eigen opvatting van terrorisme: ‘Ik beschouw terrorisme als vorm van geweld. Het is niet zo dat een bepaalde organisatie zelf terroristisch is, maar zo’n organisatie kan wel terroristisch geweld gebruiken.’ Volgens haar is geweld de manier van terroristen om een boodschap uit te zenden. ‘Door middel van die geweldsdaad zaaien terroristen angst en vragen ze aandacht voor hun eigen politieke programma.’

Terrorisme en radicalisme liggen niet automatisch in elkaars verlengde.

Radicalisme wordt vaak gekoppeld aan terrorisme: ‘Nu wordt het als een soort voorportaal van terrorisme beschouwd en wordt het dus ook als gevaarlijk gezien.’ Volgens Verkoren gaat radicalisme enkel over meningen die mensen uiten. ‘Daar is op zich helemaal niets mis mee en het is zelfs nodig voor een goede discussie.’ Verkoren stelt daarnaast dat onderzoek aantoont dat mensen met een radicale mening vaak helemaal niet gewelddadig zijn. ‘Mensen die zich al voelen aangetrokken tot geweld, gaan daarna vaak pas een radicale mening ontwikkelen.’ Terrorisme en radicalisme liggen dus in de ogen van Verkoren niet automatisch in elkaars verlengde.

Harde maatregelen

Na de aanslagen op 9/11 is het beleid rondom terrorisme enorm aangescherpt. ‘Er is enorm veel in contraterreurbeleid geïnvesteerd en het werd de grootste beleidsprioriteit op veiligheidsgebied’, vertelt Verkoren. In sommige van deze maatregelen zien we volgens haar ook de koppeling tussen radicalisme en terrorisme terug: ‘Mensen die als radicaal worden gezien, worden in de gaten gehouden. Dat zijn niet alleen radicale moslims, maar ook klimaatactivisten.’

Ook burgers zonder radicale mening worden in de gaten gehouden: ‘Er worden namelijk over ons allemaal digitale gegevens verzameld en daarvan worden risicoprofielen gemaakt.’ Door te reizen naar landen die volgens de overheid potentieel gevaarlijk zijn, kunnen mensen al in het vizier komen. Ook door geld over te maken naar familieleden in bepaalde landen, kunnen mensen tot risico bestempeld worden. De gevolgen hiervan zijn ingrijpend: ‘Dan kan ineens jouw studiefinanciering worden ingehouden, of het lukt je niet meer om geld naar je familie over te maken.’

Terrorisme: ontzettend eng of onnodige angst?

Door al dit soort ingrijpende maatregelen lijkt de dreiging van terrorisme enorm groot. In het boek legt Verkoren uit dat deze dreiging wel meevalt. ‘Voor ons deel van de wereld, dus in westerse landen, is deze dreiging helemaal niet zo groot’, stelt ze. Ze legt uit dat er inderdaad veel slachtoffers om het leven komen bij terroristische aanslagen, maar dat deze doden vooral in conflictgebieden als het Midden-Oosten en Afrika vallen. ‘In een land zoals Nederland is de kans dat je door een terreuraanslag om het leven komt ongeveer even groot als de kans dat je door de bliksem wordt geraakt’, relativeert Verkoren.

Gezien het geringe aantal slachtoffers zijn de maatregelen niet proportioneel.

De auteur is daarom ook geen voorstander van vergaande maatregelen tegen terrorisme. Gezien het geringe aantal slachtoffers zijn de maatregelen volgens haar niet proportioneel. Daarnaast stelt Verkoren: ‘Als je kijkt naar het resultaat, zie je dat het een escalerend effect heeft gehad.’ Ze legt uit dat harde maatregelen er juist toe leiden mensen hier boos over worden. Zo zorgde het harde ingrijpen van het westen in het Midden-Oosten voor veel woede onder de lokale bevolking daar. ‘Dit laat weer nieuwe terroristen opstaan’, stelt Verkoren.

Een alternatief beleid

In het boek uit Verkoren echter niet alleen kritiek, maar biedt ze ook een alternatief. Dat bestaat uit meerdere aspecten. Ten eerste pleit ze voor een realistischer dreigingsbeeld: ‘Maatregelen worden nu vaak aangenomen in een soort paniektoestand’, legt ze uit. Er wordt dan gezegd dat deze maatregelen tijdelijk zijn, maar volgens Verkoren worden ze vaak toch permanent gemaakt. Als voorbeeld noemt ze maatregelen die vijf jaar geleden zijn genomen uit angst voor terugkerende Syriëgangers, waaronder de mogelijkheid hen de Nederlandse nationaliteit af te nemen: ‘Dat is nu veel minder een thema omdat is gebleken dat het risico beperkt bleef. Toch ligt er nu weer een voorstel in de Tweede Kamer om deze tijdelijke maatregelen te verlengen.’ Verkoren is daarom voorstander van een herziening van maatregelen die is gebaseerd op het daadwerkelijke risico. ‘Er is nu heel weinig oog voor hoe ingrijpend die maatregelen eigenlijk zijn.’ Daarnaast kijkt ze liever naar al bestaande wetten in plaats van naar maatregelen te grijpen: ‘Geweld gebruiken is allang strafbaar, het voorbereiden en oproepen daartoe ook.’

Ook moet er volgens haar meer aandacht zijn voor de achtergrond van terroristen. In het westen zijn er een aantal kernmerken die vaak voorkomen volgens Verkoren: ‘Het zijn meestal jonge jongens, die op zoek zijn naar een doel in het leven en graag ergens bij willen horen. Het zijn niet de meest stabiele types, die bij een extremistische groep betekenis vinden en ergens bij kunnen horen.’ Ze stelt dat hier wel op kan worden ingespeeld. Zo zijn er bijvoorbeeld wijkprojecten die proberen om gezinssituaties te stabiliseren en te zorgen voor genoeg kansen.

‘Politieke onderhandelingen hebben veel meer kans op slagen.’

Ten slotte pleit Verkoren ervoor om met terroristen in gesprek te gaan. ‘Als je kijkt naar alle terroristische campagnes van de afgelopen decennia, dan is 43 procent ten einde gekomen door politieke onderhandelingen.’ Slechts zeven procent is beëindigd door geweld. ‘Je ziet dus dat politieke onderhandelingen veel meer kans hebben op slagen dan bommen gooien, wat vaak de gekozen oplossing is.’ Deze organisaties hebben vaak wel politieke ideeën waar volgens Verkoren over kan worden gesproken. Als voorbeeld haalt ze de terreurgroep IRA aan: ‘Heel lang heeft de Britse overheid geroepen: wij praten niet met terroristen.’ Uiteindelijk zijn ze toch met de IRA in gesprek gegaan en kwam de politieke vleugel van de IRA ook in de politiek. Ze stelt: ‘Ze hebben daarmee een andere manier gekregen om hun politieke doelen te bereiken. Er kwam een einde aan het terroristische geweld.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen