Het enige wat een student herinnert aan vele voltooide groepsprojecten, is de overvloed aan dode groepsapps in zijn chatgeschiedenis. Uit onderzoek blijkt daarentegen dat studenten meer kunnen overhouden aan groepswerk, bijvoorbeeld waardevolle vaardigheden. Hiervoor moeten er echter grondige veranderingen komen in de vorm en uitwerking van groepswerk.
Daar zit je dan, om half twaalf ’s nachts achter je laptop. Je bent vlak voor de deadline in je eentje een groepsproject aan het afraffelen dat voor zeven personen was bestemd. Je begon het nieuwe semester vol goede moed, maar drie van je groepsleden zijn in week vier gestopt met hun studie, twee van hen ghosten je al sinds dag een en je laatste strohalm is plots geveld door de griep. Je reflectie op het vak zal genadeloos zijn, maar voor nu zullen drie Red Bulls voor je afwezige groepsleden moeten compenseren.
Dit soort scenario’s zullen veel studenten bekend voorkomen. Vraag een willekeurige student wat hij vindt van groepswerk en hij zal hoogstwaarschijnlijk zijn bedenkingen hebben. Tegelijkertijd wijst wetenschappelijk onderzoek op de grote voordelen van groepswerk. Zo blijkt uit een affiche van de KU Leuven dat groepswerk essentiële vaardigheden zoals communiceren en initiatief nemen kan trainen. Daarvoor moet groepswerk wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Precies daar gaat het fout met groepswerk aan de Radboud Universiteit. Groepswerk is namelijk pas leerzaam wanneer alle groepsleden deelnemen aan een geschikte opdracht. Studenten worden nu nog vaak lukraak in een groepje gedumpt om zonder de juiste voorkennis een onderzoek te doen dat ook door één persoon had kunnen worden uitgevoerd. Er moeten daarom grondige veranderingen komen in de vormgeving van groepswerk aan de universiteit.
Vaardigheden verwerven
Samenwerkend leren wordt vaak te vroeg in studies opgelegd, stelt Jean-Marie Molina, hoofddocent studiesucces aan de Hogeschool van Rotterdam. ‘Bij groepswerk hoor je je competenties bij die van anderen te voegen om zo tot iets nieuws te komen’, definieert ze. Om tot een goed leerproces te komen moet ieder groepslid daarom beschikken over een solide kennisbasis en basisvaardigheden als schrijven en onderzoeken. ‘Je moet als eerstejaars nog wennen aan de universiteit, hoe het leren werkt, de docenten en citatiesystemen’, benoemt Molina. In groepswerk moet je dan opeens samenwerken met anderen door vaardigheden toe te passen die je nog niet eens hebt aangeleerd. Niet alleen levert dit slechte resultaten op, ook doet het af aan het zelfvertrouwen van studenten.
Een oplossing voor de huidige situatie zou zijn om groepswerk pas in het derde jaar of tijdens masters toe te passen. Molina legt uit dat je in de eerste twee jaar van een opleiding dan de aandacht volledig kunt richten op het vormen van een solide vakkennis. Daarbij kunnen in individuele opdrachten schrijf- en onderzoeksvaardigheden worden aangeleerd. Pas wanneer studenten over deze basisvaardigheden beschikken, kunnen ze leren samenwerken op academisch niveau.
Vaarwel verdieping
Groepswerk gaat momenteel ten koste van verdieping, terwijl uit onderzoek blijkt dat dit helemaal niet nodig is. De eerste reden waarom dit tegenwoordig wel nog vaak gebeurt, is de welbekende oneerlijke taakverdeling. Hoogleraar Onderwijswetenschappen Ard Lazonder legt uit dat deze tot stand komt wanneer niet alle studenten verantwoordelijkheid nemen voor een project. Een enkele student doet alles en moet op pure adrenaline een groepsonderzoek in zijn eentje uitvoeren: geen ideaal recept voor academische verdieping. De meelifters leren vanzelfsprekend niets.
Daarnaast gaat de academische verdieping in groepsprojecten nog vaak ten onder aan tijdsdruk. Om je samen in een onderwerp te verdiepen, moet het groepsproces namelijk goed worden gecoördineerd. Er moet tijd zijn om te plannen, overleggen en taken te verdelen. Dat gaat nu mis, blijkt uit gesprekken met studenten. Stijn van Eck, die een bachelor Geschiedenis en een master Bestuurskunde volgde, vertelt: ‘Coördineren is vaak lastig vanwege bijbaantjes, volle vakkenpakketten of andere afspraken.’ Groepsleden kunnen niet samenkomen waardoor verwarring, stress en onenigheden ontstaan. Ook Rosa Floris, student Arts and Culture Studies, merkt dat te weinig tijd voor groepsprojecten ten koste gaat van de inhoud. Afgelopen periode had ze meerdere groepsopdrachten tegelijk lopen. ‘Dat was niet te regelen. Mensen lieten steken vallen of leverden niets in om dan maar voor de herkansing te gaan.’
Om de verdiepende potentie van groepsprojecten te realiseren, moet meeliftgedrag onmogelijk worden gemaakt. Lazonder: ‘De groepsopdracht moet zo complex zijn dat samenwerking is vereist.’ Daarnaast zouden andere manieren van toetsing kunnen bijdragen, bijvoorbeeld individuele eindgesprekken. Om deze goed af te ronden, moet iedereen kennis hebben van het project. Daardoor kan niemand ongezien op het werk van anderen meeliften. De coördinatieproblemen kunnen worden verholpen door simpelweg meer tijd te geven voor groepswerk. Daarbij zouden er niet meerdere groepsopdrachten binnen een periode moeten worden opgegeven. Elk groepslid kan dan genoeg tijd en aandacht uit laten gaan naar het groepsproject.
Verder kijken
Tot slot is het traditionele groepsproject, waarbij een groepje samen een onderzoek moet uitvoeren, opschrijven en presenteren, niet de enige vorm van samenwerkend leren. De huidige vorm van groepswerk past immers niet bij iedereen. Molina: ‘Studenten die zijn uitgevallen vertellen me vaak dat ze deze werkvorm niet aankunnen. Die student is dan niet ongeschikt, maar onze onderwijsvormen passen niet bij diegene.’ Dit komt volgens haar doordat groepsprojecten van bovenaf worden opgelegd door mensen die zelf geen ervaring hebben in het onderwijs, omdat de wetenschap heeft bewezen dat deze vorm effectief is. Daarbij is geen aandacht voor de expertise van docenten of de ervaring van studenten.
Om tot geschikt groepswerk te komen moeten per situatie alternatieve invullingen worden overwogen. ‘Je kunt derdejaars in groepen iets laten leren aan eerstejaars, of studenten samen iets in de wijk laten organiseren’, stelt Molina voor. Floris voegt daaraan toe: ‘De universiteit zou meer kunnen faciliteren op het gebied van leren samenwerken via vrijwilligerswerk of stages.’ Om vervolgens tot een passende vorm te komen moet er worden geluisterd naar de behoeftes van studenten. Niet in de vorm van Nationale Studenten enquête lijstjes over of er genoeg werkplekken zijn, maar door docenten in gesprek te laten gaan met hun studenten over welke werkvorm hen aanspreekt. Molina: ‘Laten we op zoek gaan naar de geschikte onderwijsvorm die aansluit op de fase van het leertraject waarin de student zich bevindt.’
Groepswerk werkt momenteel niet. Opleidingen moeten daarom de vorm en de invulling van groepswerk afstemmen op de vaardigheden en behoeftes van studenten, en niet blindelings kiezen voor het groepsproject. Alleen dan valt er nog iets te leren van groepswerk.
Dit opiniestuk staat in ANS-krant 9.