Wie als vluchteling in Nederland aankomt, verzandt al snel in bureaucratische rompslomp. Duizenden hulpverleners van Stichting Vluchtelingenwerk staan de vluchteling bij. Wat betekent het om te werken met mensen die huis en haard achter zich hebben moeten laten?
Aan de voet van de Sint Stevenskerk zit het Nijmeegse kantoor van Stichting Vluchtelingenwerk. Op het kantoor heerst een relaxte sfeer en het is een komen en gaan van medewerkers, vrijwilligers en cliënten. Er zitten mensen uit veel verschillende landen en overal om je heen hoor je vreemde talen. In deze georganiseerde chaos spelen medewerkers van de stichting een belangrijke rol in de levens van mensen die in Nederland een bestaan willen opbouwen.
Op deze locatie worden veelal statushouders—dat zijn mensen die een verblijfsvergunning hebben verkregen—geholpen. Dit wordt gedaan door maatschappelijk begeleiders. Zij leiden hun cliënten door de administratieve jungle die de Nederlandse bureaucratie heet. Verder helpen ze bij gezinshereniging, vreemdelingenrechtelijke zaken en het verlenen van juridische bijstand. Dit doen ze veelal door het voeren van gesprekken met de desbetreffende vluchtelingen. Anneke van Dooren is als teamleider maatschappelijke begeleiding werkzaam bij de organisatie en vertelt in een van de vele kamers over de stichting: ‘We zijn nu op één van de vier locaties in Nijmegen waar de stichting actief is. Hiernaast werken wij bij de noodopvang en de twee AZC’s.’

Op eigen benen staan
Voor de maatschappelijk begeleider begint het traject wanneer iemand het AZC verlaat en een woning toegewezen krijgt, de zogenaamde startdag. Op deze dag wordt een maatschappelijk begeleider als coach aan de vluchteling toegewezen. Ze moeten gas, water en licht afsluiten, een zorgverzekering uitkiezen en toeslagen aanvragen. Dit lukt nooit allemaal op één dag, maar de begeleiders proberen het zo snel mogelijk op de rails te krijgen. Deze startdagen zijn daarom slopend, zowel voor cliënt als coach. Van Dooren vertelt lachend: ‘Laatst hebben we iemands stoel versierd omdat diegene honderd startdagen heeft gedaan.’ Oud-rechtenstudent en vrijwilliger voor de organisatie Sophie de Graaf vult aan: ‘Dat is echt keiveel.’
Het doel van de maatschappelijke begeleiding is om vluchtelingen richting zelfredzaamheid te begeleiden. ‘Maar’, vraagt Van Dooren zich hardop af, ‘wat is zelfredzaamheid? Veel Nederlanders hebben ook hulp nodig met hun administratie. Vanwege de studie die ik deed, kwamen mijn huisgenoten altijd naar mij toe voor hulp met hun sollicitatiebrieven. Waren zij dan zelfredzaam?’ Het einddoel van de stichting is dan ook mede-redzaamheid, dat statushouders weten waar ze terecht kunnen als ze ergens tegenaan lopen.
Hoewel het op het eerste gezicht zeer praktisch overkomt, brengt dit werk de nodige emoties met zich mee. Zo zegt Van Dooren: ‘Je leeft ontzettend met de mensen mee. Zo hadden we deze week iemand die aan het huilen was in de wachtkamer vanwege het conflict in Syrië. Dit soort verhalen raken je en neem je met je mee.’ Tegelijkertijd is ze realistisch: ‘Je moet ook een zekere afstand nemen, anders kun je je werk niet meer doen.’ Maatschappelijk begeleider en derdejaars student Social Work Kevin Hummeling vult aan: ‘Het is echt een achtbaan. Je gaat mee in de hoogste hoogtepunten en de diepste dieptepunten.’
‘Je gaat mee in de hoogste hoogtepunten en de diepste dieptepunten’
Breed lachend komt Hussein het kantoor binnengelopen. De vrolijke Irakees is drie jaar geleden als vluchteling naar Nederland gekomen en werkt nu vrijwillig als tolk bij de organisatie. Hussein vertelt dat toen hij voor het eerst naar Nederland kwam, hij werd bijgestaan door Stichting Vluchtelingenwerk. ‘Ik vind het leuk dat ik eerst hier begeleid werd en nu zelf mensen kan helpen!’ Hij legt uit dat vertolken niet slechts gaat om het vertalen, maar ook om het overbruggen van cultuurverschillen die communicatie lastig kunnen maken. Hij mag dan vloeiend Nederlands, Engels, Arabisch en Koerdisch spreken, toch is hij nog lang niet uitgeleerd: ‘Ik wil ervaring opdoen om dichter bij de Nederlanders en de Nederlandse cultuur te staan zodat ik mensen het beste kan helpen.’
‘Ik vind het leuk dat ik eerst hier begeleid werd en nu zelf mensen kan helpen’
Bureaucratische rompslomp
De medewerkers van Stichting Vluchtelingenwerk zijn zelf vaak afhankelijk van andere instituties zoals de gemeente of de IND. Die, zo stelt Van Dooren gefrustreerd, ‘niet altijd de deadlines halen.’ Zo moesten een coach en Hussein, tijdens een van de vele gesprekken die zij deze dag voeren, aan een cliënt uitleggen dat er nog geen uitspraak is gedaan over zijn gezinsherenigingsaanvraag voor zijn vrouw, met wie hij al 41 jaar getrouwd is. De meneer had vorige maand al een reactie moeten hebben van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), maar die laat nog op zich wachten. Hij leeft in grote onzekerheid over zijn familie en het frustreert hem dat de IND zich niet aan de afspraken houdt. Zijn coach toont haar medeleven. De man wordt hierdoor zichtbaar geraakt. Bij een gesprek met een andere cliënt lag gezinshereniging ook erg gevoelig. De jonge cliënt is in afwachting van een uitspraak en het is duidelijk dat hij er niet over wilde praten: hij veranderde meteen van onderwerp.
Naast de landelijke overheid kan ook de samenwerking met andere partners zorgen voor grote uitdagingen. Hummeling vertelt: ‘Mijn grootste uitdaging is de onmacht.’ Soms duurt het erg lang voordat de vluchtelingen geld van de gemeente hebben ontvangen. Ze hebben hier niet alleen recht op, maar hebben het ook hard nodig om hun huis in te richten en hun vaste lasten te betalen. ‘Een cliënt bij wie ik laatst thuis was, had bijvoorbeeld alleen een matras in zijn huis en zelfs die had hij van de buurman gekregen’, verzucht Hummeling. ‘Die jongen is pas negentien.’ De Graaf vult aan: ‘Het zijn erg jonge mensen die hele volwassen beslissingen moeten nemen. Wij geven hier adviezen over, maar zij zitten op de blaren wanneer het niet lukt.’
De strijd tegen stigma
Bij Stichting Vluchtelingenwerk merken ze dat het draagvlak in de samenleving voor de opvang van vluchtelingen afneemt. Dit raakt hun persoonlijke levens en de manier waarop zij hun werk ervaren. Volgens Van Dooren heeft dit onder andere te maken met de manier waarop de media aan berichtgeving doen over dit onderwerp. ‘We zien weinig incidenten rondom onze cliënten, maar ik heb het idee dat de stigmatisering juist toeneemt door de media’, zegt Van Dooren. ‘Ik vind het allemaal maar bullshit’, voegt Hummeling toe, ‘mensen kijken slechts naar wat misgaat, terwijl er ook veel positieve kanten zijn. We kunnen bijvoorbeeld deze mensen een veilig thuis geven.’ Het zit de coaches dwars dat mensen vaak weinig weten over migratie, wat maakt dat ze snel ongenuanceerd kunnen reageren.
Dit merken de begeleiders ook in hun persoonlijke kringen. ‘Mensen in mijn omgeving vragen wel naar mijn stage’, vertelt Hummeling, ‘Zij krijgen een negatief beeld door wat ze op TV zien, ik zeg dan: kom maar een keer kijken.’ De Graaf ervaart ook veel weerstand in haar persoonlijke kring. ‘Ik heb echt wel eens gehoord: “Faciliteer je dan terrorisme?”’ Dit maakt dat zij niet meer over haar vrijwilligerswerk wil praten en er niet op ingaat wanneer mensen ernaar vragen.
‘Ik heb echt wel eens gehoord: faciliteer je dan terrorisme?’
Ook Hussein merkt dat mensen in zijn omgeving steeds negatiever naar vluchtelingen zijn gaan kijken. Zo vertelt hij over iemand die vond dat een familie te veel lawaai maakte. Zij drukte daarom minutenlang op de bel en dreigde de politie te bellen, wat de kinderen in het gezin erg bang maakte. ‘Ik zei toen tegen haar, praat dan met hen, dan kunnen we iets regelen,’ verzucht Hussein. ‘Helaas horen we dit soort berichten steeds vaker’, benadrukt Van Dooren.
Het werk bij Stichting Vluchtelingenwerk gaat je dus niet in de koude kleren zitten. De persoonlijke verhalen van mensen die huis en haard achter hebben gelaten voor veiligheid, dragen de medewerkers constant met zich mee. ‘Maar’, zo concludeert de Graaf, ‘uiteindelijk is het heel dankbaar werk. Ik kan het iedereen aanraden.’
Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 3.