Tweedejaarsstudent Jackie de Bree observeert zo nu en dan confronterende situaties. Doorgaans blijkt daaruit dat gevoelens van schaamte vaker op de loer liggen. Zowel voor haar als haar omgeving. In deze column beschrijft zij met licht ironische toon zo’n geval.
Toen ik voor het eerst bij mijn vriendje op bezoek kwam, kriebelden mijn voelsprieten bij het zien van zijn interieur. Ik kijk toch kritischer naar het huis van mijn partner, dan dat van een vriend. Je identificeert jezelf namelijk een beetje met de omgeving van je partner. Jij valt immers ook binnen zijn keuzepakket.
Iemands korf is in zekere zin ook een weerspiegeling van zijn karakter. Zelf heb ik veel aandacht besteed aan mijn inrichting: sommige spullen verdienen een prominentere plek dan andere. Het doet er verder weinig toe of mijn designbank lekker zit. Mijn vriend ontbrak het jammer genoeg aan dit inzicht. Zijn inrichting is functioneler: pragmatisme boven pracht. De stoelen zitten lekker, de meeste kopjes zijn heel en de lampen geven licht. De weinige mooie dingen die hij heeft zijn familiecadeaus of jeugdsentimenten. Waar ik lang pieker over mijn interieur, deelt mijn vriend zijn vertrek slechts in op basis van kleurovereenkomst. Zo staat er een zwart-wit geblokte vaas boven een kleed met gelijk patroon en kleuren.
Het stond me niet aan. Aangezien we verder goed bij elkaar passen snapte ik niet waarom het juist op zo’n belangrijk punt als esthetica wrikt. Het is echter nooit te laat om te leren, ook niet over smaakvolle interieurvormgeving, en dus trof ik maatregelen. In de eerste periode van onze relatie kwam er een nieuw bankstel, nieuw servies en bracht ik geregeld posters langs. Mijn vriend vond het best dat ik zodoende mijn stempel op het appartement drukte, maar hij genoot meer van mijn enthousiasme dan van de nieuwe pracht. Dat bracht mij geen voldoening: hij snapte nog steeds niet wáárom dit een verbetering was.
Later besefte ik dat zijn kale inrichting niet voortkomt uit esthetische blindheid. Een mooi kussen verandert simpelweg niets aan zijn gemoedstoestand, terwijl ik erg gevoelig ben voor een mooie omgeving. Ik zag niet in dat zijn appartement juist een weergave is van zijn nuchtere, doelmatige en heldere persoonlijkheid waarop ik verliefd ben geworden. Het voelde alsof ik samen met zijn appartement ook hem wilde veranderen. Ik schaamde me voor de gedachte dat we nog beter bij elkaar zouden passen als hij meer op mij lijkt. Zelf zou ik het niet pikken als hij mijn inrichting onderhanden nam. Gelukkig is mijn vriend niet zo buigbaar, net als zijn dertig jaar oude kapstok.