Home Artikelen In media we trust

In Tijdgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van de kijk op een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: Journalistieke verslaggeving.

Vandaag de dag lijkt het soms wel alsof het haten van ‘mainstream media’ mainstream is geworden. Open Twitter, Instagram of Facebook en het klinkt alsof menig Nederlander een persoonlijke vete heeft met traditionele media. Mocht het vanwege politieke partijdigheid, een groot complot of simpelweg dat journalisten niet kritisch genoeg zijn, de media krijgt om allerlei redenen kritiek. Het sentiment wordt zo intens gevoeld dat het in sommige gevallen niet alleen blijft bij kritische woorden, maar ook leidt tot geweld en bedreigingen. Is het wantrouwen tegen de journalistieke media een recent fenomeen of komt dit al langer in Nederland voor? Zal dit sentiment een grotere rol spelen in de toekomst?

Verleden: Kranten en zuilen

Het medialandschap van naoorlogs Nederland werd gedefinieerd door de levensbeschouwelijke zuilen zoals, katholieken, protestanten, liberalen en socialisten, die veel aspecten in het leven, van wieg tot graf, vormgaven. Dit systeem uitte zich volgens Huub Wijfjes, hoogleraar Journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen, ook in de kranten, die vaak loyaal waren aan een van de vier zuilen. Wijfjes noemt het Vrije Volk als een duidelijk voorbeeld van een krant van de socialistische zuil en de Volkskrant, toendertijd een krant van de katholieke zuil. Volgens Wijfjes zag je dat het vertrouwen in deze kranten gebonden was aan hoe loyaal ze waren aan de zuilen: ‘Alles wat bijvoorbeeld de katholieke kranten schreven werd door hun katholieke lezers geloofd.’ Dit mechanisme van vertrouwen gekoppeld aan de mate van loyaliteit uitte zich in een kritiekloze houding van veel kranten tegenover hun eigen zuil en in vijandbeelden tegen andere partijen.

‘Dagbladen die een katholiek signatuur hadden, veranderden fundamenteel van standpunt.’

Vanaf de jaren zestig kwam verzuilde syteem echter onder vuur te liggen. ‘Het hele bouwwerk van de verzuiling viel stelselmatig uit elkaar. Dagbladen die een sterk katholiek signatuur hadden, veranderden soms zelfs fundamenteel van standpunt’, stelt Wijfjes. Een onderdeel van de ontzuiling was de groeiende vraag naar een kritische houding tegenover instituten, waardoor het systeem van vertrouwen in media veranderde. Uit deze ontwikkeling ontstond volgens Wijfjes het concept van kritische journalistiek: ‘De journalistiek werd een beroep waarin journalisten kritisch zijn op alle autoriteiten en alle ideologieën, iets wat ze tot op de dag van vandaag nog steeds nastreven.’ Het vertrouwen van lezers werd volgens de hoogleraar niet meer gebaseerd op de loyaliteit van kranten aan hun zuilen, maar op het idee dat kranten op een professionele manier kritisch moeten zijn op maatschappelijk-culturele gebeurtenissen.

Wijfjes suggereert dat deze nieuwe vorm van journalistiek ook tot een nieuwe vorm van wantrouwen leidde. Sommige mensen vonden de journalistiek namelijk niet kritisch of onpartijdig genoeg te vinden. Populistische en radicale groepen die opkwamen rond het einde van de twintigste eeuw, zoals de Centrum Democraten en Lijst Pim Fortuyn, kwamen dan ook in opstand tegen de “gevestigde orde”. Dit concept van ‘gevestigde orde’ werd volgens Wijfjes ook geuit in het idee van “mainstream media” als zondebok: ‘Er is volgens die groepen altijd sprake geweest van traditionele media die bepaalde geluiden in de samenleving onderdrukt.’

Heden: Vertrouwenscrisis

Deze nieuwe vorm van journalistiek leidt inmiddels niet alleen tot een nieuwe vorm van wantrouwen, maar ook tot heftigere uitingen hiervan. Dit ziet Simon Knopper, docent bij de Fontys Hogeschool Journalistiek in Tilburg, duidelijk terugkomen in onderzoek: ‘Uit een in 2017 afgenomen enquête bleek dat zes op de tien journalisten wel eens te maken hebben met een vorm van agressie bij het uitoefenen van hun vak. Dit onderzoek werd in 2021 herhaald en toen bleek het zelfs acht op de tien te zijn.’ Een verruwing van dit wantrouwen betekent echter geen vergroting van het wantrouwende publiek. Knopper wijst naar een onderzoek van Reuters Institute, dat stelt dat 59 procent van de ondervraagden vertrouwen houdt in de media en dat grotere nieuwsbronnen, zoals de NOS, RTL en lokale media, zelfs kunnen genieten van percentages rond de zeventig tot tachtig procent. Wijfjes beaamt ook dat deze wantrouwende groep niet groter is geworden, maar vooral luider en zichtbaarder: ‘Dat zijn radicale groepen die zich sterk kunnen manifesteren in de openbaarheid, vaak door gewelddadig of schrikbarend optreden, maar ze behoren zeker niet tot het merendeel van de Nederlandse bevolking.’

De aard van bedreigingen wordt intenser.

De vraag is nu hoe deze agressie tegen de media zich uit in het heden. Paul Teixeira, secretaris Uitgeverijbedrijf bij de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), geeft aan hoe journalisten deze agressie ervaren: ‘Het gaat niet alleen om fysiek geweld, maar ook over verbale bedreigingen en doxing, het ongevraagd publiceren van adresgegevens van een ander.’ Teixeira merkt ook dat het aantal meldingen van bedreigingen en geweld stijgt en dat de aard van bedreigingen intenser wordt. ‘Zo was er vorig jaar een Groningse journalist die een kritisch stuk over complottheorieën had gepubliceerd en daarna twee brandbommen in zijn huis had gekregen’, stelt hij. Als reactie op deze toenemende agressie werd in 2017 de organisatie Persveilig gesticht. De NVJ, het Ministerie van Justitie en het Genootschap van Hoofdredacteuren stichtte deze organisatie als meldpunt en werkte samen voor trainingen en veiligheid van journalisten. Persveilig geeft onder andere trainingen, zoals ‘omgaan met agressie’, aan journalisten en installeert noodknoppen bij hen thuis die direct verbonden zijn met de meldkamer van de hulpdiensten. De toename van bedreigingen en geweld is volgens Wijfjes deels te wijten aan een proces van individualisering dat sinds de jaren zeventig gestart is. ‘Individualisering kan leiden tot een uitvergroting van je eigen gelijk. Dat wordt dan ook gestimuleerd door technologieën, zoals sociale media, die de individuele expressie zonder enig beletsel mogelijk maken’, aldus de mediahistoricus.

Toekomst: Omgaan met verruwing

Wanneer wordt gekeken naar de wantrouwende groep, benadrukt Wijfjes dat deze ook in de toekomst een randgroepering zal blijven en zeker niet tot een nieuwe meerderheid zijn te verklaren. Dat zie je volgens de mediahistoricus ook terug in de verkiezingsresultaten. ‘Sommige kleine groeperingen die bezig zijn met een alternatief politiek geluid, zoals de BoerBurgerBeweging of Forum voor Democratie, willen misschien terug naar een situatie zoals die van de verzuilde periode. Hierbij zouden de media zich als een kritiekloze megafoon van een politieke beweging gedragen’, stelt Wijfjes. Vanwege de kleine omvang van dit soort groepen verwacht hij dan ook niet dat de compromisloze stijl van journalistiek uit de verzuilde periode terug zal keren.

Radicale groepen zullen van omvang klein blijven.

Hoewel deze radicale groepen klein van omvang zullen blijven, zal het een mogelijkheid blijven dat deze ‘anti-mainstream’ groepen in de mainstream worden getrokken. ‘Je hebt nu Ongehoord Nederland die er een totaal andere opvatting op nahoudt, maar die wel een onderdeel van het publieke omroepbestel is geworden’, stelt Knopper. ‘Door dit soort omroepen dus ook mainstream te maken, kun je de scherpe randjes er vanaf te halen.’ Wijfjes deelt deze mening met Knopper: ‘Het kan deradicaliserend werken en dat blijkt nadrukkelijk uit de geschiedenis. Een van de kernen van het Nederlandse publieke omroepbestel is de culturele integratie van groepen door middel van het verdelen van zendtijd.’ Volgens Wijfjes werkt dit aan de hand van “televisielogica”, een concept dat propaganda uitsluit, omdat het simpelweg niet voor goede televisie zorgt. Men gaat dan van megafoonjournalistiek over naar programma’s waarin meningen werkelijk met elkaar botsen.

Naast integratie kunnen journalisten volgens Teixeira ook op andere manieren met dit wantrouwen omgaan. Een van de mogelijke oplossingen is transparantie: ‘Wat je kunt doen is uitleggen waarom je bepaalde keuzes maakt als pers, zoals hoe je werkt en wat je wereldbeeld is. Als je dat soort zaken belicht, dan bereik je misschien nog een aantal van de mensen die de media niet meer vertrouwen.’ Daarnaast adviseert Teixeira om maatschappelijke stukken altijd te belichten in hun context en niet als geïsoleerde gebeurtenissen te behandelen. Ondanks zijn advies erkent Teixeira dat de journalistiek maar een beperkt aantal dingen kan doen om het wantrouwen van deze kleine groep mensen te verlichten.

Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 8.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen