Voor je het weet, sta je met een diploma in je handen, begin je aan een grotemensenbaan en is je studententijd voorbij. Columnist en ex-student Aan-Age Dijkstra deelt hier zijn inzichten over zijn overgang van het vrije studentenleven naar een degelijk burgerbestaan.
‘Hoe gaat het op werk?’, vroeg mijn teamgenoot terwijl hij een nieuw blik bier opentrok. Bij gebrek aan onze eigen wedstrijden zat ik met hem en een andere ploegmaat voetbal te kijken. ‘Dat is wel een dingetje’, zei ik enigszins aarzelend. ‘Ik ga ontslag nemen.’ Ik zuchtte en legde uit dat ik geen plezier aan mijn werk beleefde. Nee, iets nieuws had ik nog niet, maar wat ik nu ging doen wist ik al wel: ‘Op een plastic stoel in de voortuin zitten en De Klok bier drinken.’ Nadat we waren uitgelachen, hervatte mijn teamgenoot op serieuze toon het gesprek: ‘Je moet wel zorgen dat je snel wat nieuws vindt. In deze coronacrisis word je gek als je de hele dag niks te doen hebt. Je werk is het enige wat je nog hebt.’
De beslissing om met mijn werk te stoppen, was niet over een nacht ijs gegaan. Al een behoorlijke poos had ik weinig schik in mijn werk, maar klampte me telkens vast aan de hoop dat het zou veranderen. Als ik andere taken kreeg, zou het misschien beter worden. Of moest ik gewoon even wennen aan het werkende leven? Ik had het comfort van een vast contract, stabiel inkomen en een leaseauto onder mijn kont en wilde dat niet zomaar opgeven. Bovendien: wat zou ik dan wel willen doen?
Toen ik op mijn achttiende naar de andere kant van het land verhuisde om bestuurskunde te studeren, wilde ik leren hoe de samenleving in elkaar zit en hoe ik deze vooruit kon helpen. De theorie uit de colleges en literatuur gaven me daar deels inzicht in maar de echte antwoorden hoopte ik te vinden in de praktijk. Na anderhalf jaar werken bleek de bittere realiteit echter dat ik mijn dagen plichtmatig vulde met mailen, (video)vergaderen en het schrijven van verslagen waar ik de toegevoegde waarde niet van inzag. Een toekomstperspectief ontbrak: ook mijn meer ervaren collega’s spendeerden zo hun tijd. Met het verstrijken van de maanden verdween mijn motivatie steeds meer en uiteindelijk besloot ik de knoop door te hakken om te vertrekken. Ik wist niet wat ik zou gaan doen maar wel dat ik dit niet langer wilde.
Terwijl ik de volgende dag vanuit mijn tuinstoel de auto’s en fietsers voorbij zag trekken, dacht ik nog eens na over het advies van mijn teamgenoot. Was dit wel een wijze beslissing in deze onzekere tijd? Ik had nog jaren met frisse tegenzin aan het werk kunnen gaan en na verloop van tijd genoeg geld kunnen verdienen om een twee-onder-een-kapwoning in een Nijmegen-Lent te kopen. Zou ik daar gelukkig van worden? Zoals mijn teamgenoot terecht opmerkte, is mijn werk het enige wat nog wel kan in de coronatijd. Het domineerde mijn leven als nooit tevoren en juist daarom is het zonde om de dagen te vullen met een baan die ik niet leuk vind. Ik ritste mijn jas nog eens goed dicht en nam tevreden een slok van mijn De Klok bier.