De studies Frans en Duits krijgen uiterlijk 2025 een landelijke studie, wat mogelijk gepaard gaat met een enkele opleidingslocatie. Voor de Radboud Universiteit (RU) is het verdwijnen van nog twee studies slechts een voortzetting van een trend: van 2010 tot 2021 is het aantal masters gedaald van 83 naar 57 en zijn er drie bachelors verdwenen. De RU zou zich sterker moeten inzetten voor het behoud van kleine studies.
Een collegezaal met tien mensen. Het heeft een kalme, serene connotatie. Veel contact met medestudenten, een docent die echt aandacht heeft voor zijn studenten, en onderwijs dat, door een klein gesprekje met de leerkracht, vast een beetje kan worden gestuurd naar wat de studenten interessant vinden. Buiten de collegezaal zal de professor zich echter op een bestuurlijk slagveld bevinden. ‘Welke studies financiering krijgen is een politiek machtsspel tussen faculteiten en de universiteit’, stelt Willem Halffman, wetenschapssocioloog aan de RU. Een strijd die kleine studies vaak verliezen. Halffman: ‘Als een faculteit besluit een kleine studie te financieren, stuit dat op weerstand: “Hallo, zij gaan verder met vijf studenten, en wij dan?”’ Dat is jammer, want ook deze studies kunnen van grote waarde zijn. De RU moet daarom niet naar de strop grijpen als een studie weinig studenten trekt, maar juist actief inzetten op hun behoud.
Identiteit kwijt
Theologie is, met een instroom van twee tot tien studenten per jaar, een van die studies. Waarom theologie desondanks nog bestaat? Volgens Christoph Hübenthal, hoogleraar systematische theologie aan de RU, is dat vrij simpel: ‘Als de universiteit zich op wat voor manier dan ook verbindt met een katholieke identiteit, dan heb je theologische kennis nodig’, stelt hij. Geen katholieke identiteit zonder theologie dus.
Dat andere kleine studies aan de RU zouden moeten blijven bestaan, heeft een soortgelijke reden. Van oudsher behelst de identiteit van de RU namelijk ook brede regionale emancipatie. Het moest een universiteit zijn waar lokale boeren konden uitgroeien van saaie dubbeltjes tot een rijk palet aan gekleurde kwartjes. Deze identiteit valt niet te handhaven zonder een breed aanbod van studies. Zodra een jongen uit Beek voor nagenoeg alle letterenstudies en alle 26 verdwenen masters moet uitwijken naar de Randstad, wordt de RU een instituut dat zich niet meer kan profileren als brede emancipatieuniversiteit. Ze wordt dan een basisuniversiteit, waar je voor een groot gedeelte van de emancipatie toch bij een ander adres moet zijn.
Maatschappelijke waarde
Het verlies van een studie doet niet alleen afbreuk aan de identiteit van de universiteit, het is ook een verlies van cultuur en kennis. ‘Als bepaalde kennis niet meer aanwezig is of niet meer wordt doorgegeven, is dat een culturele verarming’, stelt Hübenthal. Een verarming die in de huidige tijdgeest helaas vaak niet wordt erkend. ‘Alles wordt onder de noemer van efficiëntie geschaard. We praten en denken zelfs op de universiteit in managementtaal. Dan zie je alleen nog maar waar economisch vraag naar is.’ Dat is jammer, want de universiteit is bij uitstek de plek om diepgravende kennis door te geven aan de volgende generatie.
Tegelijkertijd is het voor de maatschappij noodzakelijk om een aantal experts op elk vakgebied te behouden. ‘We zullen bijvoorbeeld altijd een paar experts nodig hebben op verschillende talen,’ erkent Hübenthal. Paul Sars, hoogleraar aan het departement Moderne talen en culturen, geeft als voorbeeld de maatschappelijke vraag naar germanisten: ‘Als er op een ministerie een brief uit Duitsland komt, moet een germanist die duiden, en in de haven van Rotterdam analyseert een germanist de ontwikkelingen op het gebied van Duitse binnenvaart.’ Alhoewel de instroom van een studie als Duits klein is, betekent dit dus niet dat zij inlevert aan maatschappelijke waarde. Als instituut dat wordt gefinancierd door belastinggelden heeft de RU de plicht om dat soort studies blijvend te ondersteunen.
Modelstudie
Kleine studies voldoen daarnaast vaak aan representaties van hoe het onderwijs aan de universiteit zou moeten zijn. Veel van de eigenschappen die de RU belangrijk acht, zijn namelijk te zien bij deze studies. ‘De RU vindt ontmoeting op de campus bijvoorbeeld belangrijk’, stelt Jan Bransen, academisch leider van het Radboud Teaching and Learning Centre. ‘Daarvoor heb je een groepje nodig dat je elke week ziet en moet je collegialiteit opbouwen met je docent.’ Bij grote studies is dit een uitdaging, bij kleinere studies gaat dit als vanzelf. Ook betreffende de betrokkenheid van studenten zijn kleine studies goede voorbeelden. ‘Bij die studies ligt er meer verantwoordelijkheid bij studenten, omdat docenten het zo door hebben als iemand de tekst niet heeft gelezen’, aldus Bransen.
Bij kleine studies wordt daarnaast een type student gefaciliteerd, dat voor veel mensen voor zou komen als dé modelstudent. Want alhoewel deze studies weinig studenten trekken, zijn deze studenten vaak wel uiterst gemotiveerd. Dat ziet ook Hübenthal: ‘De studenten die ervoor kiezen om theologie te studeren, zijn studenten met drive. Ze kiezen theologie niet om geld te verdienen, maar omdat ze het vak belangrijk vinden.’ Dat geldt uiteraard niet alleen voor theologie, maar ook voor andere studies waarbij studenten veelal geen uitzicht hebben op een lucratief baantje. Als de universiteit deze modelstudenten wil aantrekken, die de zoektocht naar kennis op zichzelf waarderen, moet ze daarom deze kleine studies behouden.
De kennismarkt
Toch valt niet te ontkennen dat een afweging moet worden gemaakt. Een universiteit met honderden studies van tien studenten kan zich niet staande houden, hoe gemotiveerd die tien studenten ook zijn en hoe goed het onderwijs ook is. Daar is simpelweg niet genoeg geld voor. Daarom moeten sommige studies verdwijnen. Het lijkt alleen maar logisch dat, wil een universiteit overeind blijven, de kleine studies om financiële redenen dan in de zak belanden.
De universiteit hoort echter geen instituut te zijn dat financiële factoren voorop stelt, maar wetenschap, kennis en cultuur. Daarvoor kan de universiteit best wat minder investeren in marktgerelateerde kostenposten, zoals promotie. Dat betekent uiteraard niet dat elke kleine studie hoe dan ook moet worden behouden. Zoals Halffman zegt: ‘We hebben geen studie Oudnoors nodig.’ Het betekent wel dat de waarde die de studie toevoegt, zij het aan de maatschappij, de identiteit van de universiteit, of de wetenschap, voorop staat. Zulk beleid gaat recht in tegen de huidige tijdgeest, waarbij efficiëntie en monetaire prikkels de dienst uitmaken. Maar overwegingen waar het geld even buiten perspectief wordt gelaten, de menselijke maat, zijn dat ook niet waar mensen tegenwoordig om vragen?