Home Artikelen Meeloopreportage: Achter de schermen bij het Techno Centrum

Meeloopreportage: Achter de schermen bij het Techno Centrum

Uniek aan de Radboud Universiteit (RU) is het Technocentrum (TeCe), waar onderzoeksapparatuur wordt gemaakt voor de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI). Wat is het belang van dit centrum, en hoe verloopt het proces van idee tot meetinstrument? ANS liep een ochtend mee om dat uit te zoeken.

Diep verscholen tussen het Huygens- en het Linnaeusgebouw, uit het zicht van de hordes vermoeide studenten, ligt het Mercator III gebouw. Op de eerste verdieping bevindt zich een onmisbare afdeling van de bètafaculteit: het TechnoCentrum. Dé plek waar meetinstrumenten voor onderzoek worden gemaakt die nergens te koop zijn. Van tags om vissensoorten op de Caraïben te traceren tot onderdelen van telescopen: de mensen van het TeCe draaien hun handen er niet voor om.  Bij binnenkomst wordt ANS hartelijk ontvangen door Stef Olsthoorn, het hoofd van het TeCe. ‘Ik heb verteld dat jullie komen, dus loop vooral vrij rond. De mensen hier zijn vrij bescheiden, maar als je doorvraagt kom je erachter wat hier allemaal voor bijzondere dingen zijn gemaakt.’

Dat de RU een technisch centrum heeft, is uniek. Op veel andere universiteiten zijn dergelijke centra deels wegbezuinigd, maar op de RU zou dat met de kennis van het wetenschappelijke nut van het TeCe ondenkbaar zijn, blijkt al gauw. Arno Engels, mechanicus bij het TechnoCentrum: ‘Er zijn heel veel onderzoeken waar geen onderzoeksapparatuur voor bestaat of niet goed is. Het TeCe zorgt ervoor dat dat er wel komt.’

Op de monitor: van tekening naar bouwwerk

Na een kort gesprek met Olsthoorn wijst hij naar een kantoortje een paar meter verderop. Hij klopt aan op de deur van de mechanici waarnaast een bordje hangt met de namen van Arno Engels en Gerben Wulterkens erop. Bij binnenkomst blijken er drie mensen aanwezig te zijn, die allen keurig aan een bureau in de weer zijn met bouwtekeningen en studieboeken vol met natuurkundige formules. Eén van hen vertelt: ‘We hebben alle twee HBO werktuigbouwkunde gestudeerd, en onze stagiair doet dat ook. Dus die doet leuk mee.’

Het idee voor  een nieuw instrument ontstaat op de faculteit zelf, buiten het TeCe, waar groepen onderzoekers beginnen aan hun projecten. Met hun voorstellen kloppen ze aan bij het TechnoCentrum, waar ze allereerst bij de mechanica terechtkomen. Omdat de bètafaculteit van de RU ook onderdeel is van internationale projecten, werken wetenschappers uit andere landen ook samen met het TechnoCentrum. Zo draagt het TeCe bijvoorbeeld op dit moment bij aan de ontwikkeling van telescopen voor het project BlackGEM in Chili, waar onder andere zwarte gaten mee worden onderzocht. Een ander project waar op dit moment aan gewerkt wordt in samenwerking met aquatische ecologen van de RU is het ontwikkelen van een nieuw soort stikstofmeter: de fluxkamer. Voorheen liepen de ecologen steeds met reageerbuisjes heen en weer tussen de sloot en het lab. Toen duidelijk werd hoe groot de stikstofproblematiek in Nederland is en hoe belangrijk deze metingen daarvoor zijn, gingen ze op zoek naar een alternatief. De zoektocht resulteerde in de zogenaamde fluxkamer, die zijn nut bewijst door doorlopend gegevens over gasgehaltes te kunnen aanvoeren.

Op de monitorschermen creëren de mechanici voor alle aanvragen van de wetenschappers modellen, en zo ook voor de stikstofmeters. ‘Vroeger tekenden ze alles met de hand. Toen moesten ze ook bedenken hoe alle aparte onderdelen er van alle kanten uitzien. Nu gaat het op de computer. Kijk, ik laat het zien. Ik heb mijn bril al op.’ Engels wijst naar een model van de telescoop op het dak van het Huygensgebouw op zijn scherm. ‘Als ik hierop klik, heb ik meteen alle aanzichten.’

Op de vraag of het lang duurt om een ontwerp te maken, antwoordt hij dat het per casus verschilt: ‘Wetenschappers zijn gefocust op wat ze uiteindelijk willen zien. Hoe het gemaakt gaat worden, daar hebben ze dan iets minder verstand van,’ vertelt Engels. Wulterkens vult hem aan: ‘Ze willen iets altijd theoretisch 100% goed hebben. In de praktijk is dat meestal niet haalbaar. Dat komt ook doordat je geen eindeloze hoeveelheid tijd en financiële middelen hebt.’

De pick-and-place: het elektronisch geheel

Wanneer het ontwerp van de mechanici wat verder ontwikkeld is, gaat het door naar de elektronici, die zich in ruimtes een paar meter verderop bevinden. Floris Hahn, een van de elektronici  is door het kabaal van de pick-and-placemachine nauwelijks te verstaan. Door deze machine worden printplaatjes gemaakt die zullen dienen om de bewegende delen van de fluxkamer aan te drijven.

‘Eerst moesten we nadenken hoe we gaan meten en wat we moeten meten. We hadden voor dit project een luchtpompje nodig, sensoren voor de temperatuur en de vochtigheid, en een ventilatortje om de lucht te verversen’, vertelt Hahn. ‘Al die eisen moeten we integreren en de printplaten die we hier produceren sturen dit alles aan.’ Hahn zoomt in en wijst naar de monitor op zijn bureau. ‘Dit zijn de deeltjes om de kleppen van de fluxkamer aan te drijven, bijvoorbeeld.’ Hahn is tevreden met zijn baan aan de RU. ‘Hiervoor maakte ik flowmeters in de petrolindustrie. Nu ik hier ben gaan werken, heb ik veel meer afwisseling.’

Het koffiezetapparaat: de pauze

Het is halftien, tijd voor koffie. Het team – dat overigens alleen uit mannen bestaat – neemt pauze. Niet alleen Hahn valt te spreken over zijn baan, blijkt daar. ‘Ik heb het hier naar mijn zin’, vertelt instrumentmaker Wesley de Groot, terwijl in de achtergrond op de radio classic rock draait. Hij is enkele jaren geleden afgestudeerd van de Leidse instrumentmakers School en valt als twintiger in het TeCe behoorlijk op. ‘Ik ben de jongste hier en de eerstvolgende na mij is 38. Ik heb al meerdere keren een 25-jarig werkjubileum van mijn collega’s meegemaakt.’

Desondanks bevalt het hem hier. ‘De kracht van het TeCe is de directe communicatie. Je kent de technici van de afdelingen, de wetenschappers die met opdrachten komen, dus de drempel tot direct overleg ligt heel laag.’ Ook als er met prioriteit iets aan een instrument gerepareerd moet worden, wordt dat snel geregeld. ‘We zijn écht onderdeel van de universiteit. Ondanks dat de naamsbekendheid onder, beginnende, wetenschappers soms de wensen over laat.’

De werkplaats: waar alles tot leven komt

Als de lege mokken weer allemaal in de vaatwasser zijn beland, leidt De Groot ons rond in de werkplaats, waar de ontwerpen van de mechanici verwezenlijkt worden. Er staat vandaag gezellige muziek op: Ujala Radio, met Hindoestaanse hits. De Groot loopt langs diverse apparaten waarmee de ontwerpen van de mechanici en elektronici uiteindelijk tot leven zullen komen. Van automatische tot conventionele apparaten, dat wil zeggen, met de hand bestuurd, en van freesmachines tot draaibanken. De Groot moet weer aan het werk, en Arjen de Kleine neemt het over. Hij was direct betrokken bij de productie van de fluxkamer, die hij trots laat zien. ‘Biologen knutselen vaak zelf iets in elkaar. Halverwege denken ze: “nou moeten we iets goeds hebben!”, en dan pas komen ze bij ons.’ Om deze uitspraak te ondersteunen laat De Kleine een constructie zien van wat de wetenschappers eerst zelf hadden gemaakt: een bouwwerkje van een geknipt zwemplankje en wat pvc-buisjes.

De ontwikkeling van een product eindigt niet zodra het ontwerp aan de instrumentmakerij is overgedragen. In deze fase van het maakproces blijft er terugkoppeling tussen de verschillende afdelingen van het TeCe én de wetenschappers. ‘De productie staat niet plots stil. Het project blijft eigenlijk bewegen, ook als het al gebruikt wordt voor onderzoeksdoeleinden. Zeker als het onderzoek groter en groter wordt,’ vertelt De Kleine. ‘Sommige projecten zijn een enorm samenspel heen en weer.’

Van on(der)schatbare waarde

‘Voor goed onderzoek aan de RU is sterke en brede technische support nodig, dat bieden wij’, stelt De Kleine. ‘Het is dankbaar werk, dat zeker, in ieder geval naar degene die met de opdracht komt. Je hoort of ziet het snel als een meetinstrument goed heeft gewerkt’, voegt De Groot toe.

Toch is er zeker nog ruimte voor meer naamsbekendheid van het TeCe. Gelukkig is wel de tekst ‘FNWI TECHNO CENTRUM’ in de fluxkamers gegraveerd, onder het logo van de RU. Ter bevestiging van de onmisbare ideeën, van de waardevolle samenwerking die heeft plaatsgevonden, en van de waarde van het TechnoCentrum.

glasblazen: ambacht in de techniek

Een van de mannen die niet direct betrokken is bij de fluxkamers, maar ook bij het team van het TeCe hoort, is glasblazer Peter Walraven. Hij maakt projecten met glas voor onderzoek van onder andere de scheikundeafdeling en vertelt met passie over de veelzijdigheid en handigheid van glas. ‘Je kunt er doorheen kijken, het is een slechte geleider en het is sterk materiaal.’ Niet alleen blaast hij glas, ook boort hij erin met een grote diversiteit aan diamantboren. Aan materialen dus geen tekort.

Walraven vertelt over zijn vaardigheden: ‘Vooral hier op zo’n instituut op een universiteit moet je heel breed zijn. Je moet én aan de tafel kunnen werken én aan de bank kunnen werken. Je moet op een bepaald niveau mee kunnen denken met de klant. Alle materialen zijn te koop, maar het praatje en het meedenken niet.’ Hoewel hij geniet van zijn werk, staat hij in zijn vrije tijd niet zijn eigen vazen te blazen. ‘Ik vind het heerlijk dat ik vanavond de deur dicht draai en thuis met andere dingen bezig kan gaan.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen