De Nijmeegse achtertuin heeft een stuk meer te bieden dan de voor student welbekende dwergmuis. Ook ganzen, reeën, dassen, hazen en een verdwaald zwijn kennen hun thuis in de omgeving. Jachthouder Math Dohmen vertelt tijdens een nachtelijke telling meer over zijn rol in deze natuur. ‘Ja, soms doden we een dier.’
Wie bij de term ‘jager’ direct een asociaal type als Gaston uit Disney’s Belle en het Beest voor zich ziet, heeft het mis. Jachthouder Math Dohmen rijdt een heuse familiebak in de vorm van zijn groene Volkswagen Tiguan. Gehuld in een mosgroene Jack Wolfskin-fleecetrui en een goedlachse grijns wacht hij geduldig op de parkeerplaats. ‘Ik was nog even bang dat ik de tijd verkeerd had onthouden’, geeft hij toe. ‘Gelukkig had ik het opgeschreven in mijn agenda.’
Hoewel menig Nederlander enkel Wim-Lex zal kunnen noemen, zijn er in ons land nog tweeëntwintigduizend anderen eigenaar van een jachtakte. Het merendeel van hen is deel van een zogeheten wildbeheereenheid (WBE), een zelfstandige vereniging die het provinciale wildbeheerplan waarborgt, educatie over hun werk verstrekt en wildtellingen organiseert. Dohmen is jachthouder, de verantwoordelijke voor een jachtveld. Hij maakt deel uit van WBE Land van Gelre, dat actief is in het gebied tussen Nijmegen, Wijchen, de Maas en de Duitse grens. Met een nachtkijker zal hij vanavond de uiterwaarden afspeuren naar wild. ‘Kijken is minstens zo leuk als jagen’, meent hij. Waarom zou je dan schieten?
Van huis uit
Terwijl een opgefokte Mercedes de lokale N-weg verwart met het Zandvoortcircuit, vertelt Dohmen tijdens het autoritje naar het weiland rustig over zijn loopbaan als jager. Deze is hem met de paplepel ingegoten. ‘Mijn vader deed aan kleinwildjacht in Zuid-Limburg, evenals mijn opa’, zegt hij. ‘Later kwamen daar ook reewildjachten bij.’ Als kind ging hij al mee op jacht en ook onder zijn eigen kroost zijn er enkele fanatiekelingen te vinden. ‘Mijn kleindochter vindt het fantastisch om mee te gaan tellen.’
Niet enkel zijn nageslacht heeft interesse. De animo voor de jacht groeit in het gehele land. Afgelopen jaar namen voor de vierde keer op rij meer dan duizend cursisten deel aan de jachtopleiding. Slechts 37 procent slaagde in één keer. Meer dan de helft van de deelnemers was jonger dan 36 jaar en 14,7 procent was vrouw. Dohmen denkt dat de toegenomen belangstelling voor jagen deel uitmaakt van een grotere trend. De jongere generaties zijn volgens hem meer bezig met het buitenleven. ‘Dat is een kerneigenschap van jagers’, concludeert hij. ‘Ze houden van de natuur.’
Game shooting

‘Je mag na zonsondergang niet meer in het bos lopen’, vertelt Dohmen terwijl hij de auto op de Maasdijk parkeert. ‘Anders stoor je de dieren.’ Naast dat de jagers zich houden aan de landelijke afspraken, helpen zij bijvoorbeeld ook mee met het opruimen van zwerfafval. Dohmen is positief gestemd over deze cultuur, maar erkent dat niet iedereen uit liefde voor de natuur handelt. ‘Sommige mensen doen het echt enkel voor de kick van het schieten.’
In Nederland zijn er de afgelopen decennia grote stappen gemaakt om de opleidingen en regelgeving voor jagers te verbeteren. Dat geldt niet voor alle landen. Zo is game shooting in Engeland nog steeds toegestaan. Hierbij worden gefokte fazanten met duizenden op een land afgezet voor het oog van de elite. ‘Dat heeft niets met jagen of liefde voor de natuur te maken’, stelt Dohmen. ‘Wat mij betreft verbieden ze het meteen.’
De ganzen zijn het haasje
Een van de taken van de jachthouder is het houden van wildtellingen. Vanuit de auto speurt Dohmen met een warmtebeeldcamera de Heumense uiterwaarden af. Hij kent het gebied op zijn duimpje. Door het oculair is een grijs beeld te zien, waar kleine, gele stipjes in opdoemen. Hazen. ‘We bejagen alle stukken land maar één keer per jaar’, vertelt hij. ‘Je wilt dat er wild overblijft.’ Er zijn specifieke perioden waarin er op een diersoort mag worden gejaagd. Voor hazen geldt de toestemming bijvoorbeeld van 15 oktober tot 1 januari.
In het grasland verschijnt plots een kudde aan warmtelichtjes. ‘Een haas is altijd alleen’, zegt Dohmen terwijl hij zijn kijker terugneemt. ‘Dit zijn ganzen, dat is dramatisch.’ Hij zucht. Waar een haas minimale schade veroorzaakt, zijn de watervogels funest voor het jonge gras. ‘s Winters zijn er bijna drie miljoen ganzen in Nederland. In 2021 keerde de provincie Gelderland meer dan twee miljoen euro uit ten gevolge van faunaschade door de grauwe gans, ongeveer driekwart van het totaal aan schadeclaims.
Van de tien haasjes in het land zal de grondeigenaar dus niet wakker liggen, van de groep ganzen waarschijnlijk wel. Bejagen is een van de mogelijke preventieve maatregelen om schade te voorkomen. Het weekend na de telling zal op het stuk land een zogeheten drijfjacht plaatsvinden. Hierbij drijven de jagers de dieren op. ‘We zijn zaterdag met tien man’, licht Dohmen toe. ‘Voor de ganzen gaat het voornamelijk om het voorkomen van schade, bij de hazen om het benutten van vlees.’ Lachend kijkt hij door de autoruit. ‘Hoeveel hebben we er nu geteld?’
Natuurliefhebber
In het donker oogt het troosteloze stuk weiland sereen. ‘Er zit hier langs de dijk een ree met haar kalf’, weet Dohmen. ‘Ik vind dat heel edele dieren.’ Hij volgt ze al een tijdje. Hun silhouetten verschijnen aan de rand van het bos. In de derde schim herkent hij een vos. ‘Daar ben ik helemaal niet blij mee’, fronst hij. ‘Gelukkig lopen ze heel snel. Hij kan nu al op een andere plek zitten.’
De jager kent het doen en laten van de ree uit zijn hoofd, van de ontwikkeling van het gewei en het herkennen van hun leeftijd tot het gedrag dat zij vertonen. Reeën zijn stressgevoelig, legt hij uit. ‘Zodra er te veel zijn, worden ze onrustig. Het zijn herkauwers en als ze niet de rust hebben om dat te doen, verhongeren ze’, zegt hij vol medelijden. ‘Dan vind je ze uitgemergeld terug in het bos.’
Dohmen draagt de dieren een warm hart toe en zou de hele nacht naar hen kunnen kijken. Waarom opent hij dan toch het vuur? ‘Dat vind ik de moeilijkste vraag’, verzucht hij. ‘Maar weet je wat het is, we wonen in zo’n klein pokkenlandje: je moet het beheren. Er moet een evenwicht zijn tussen de flora en fauna.’ Om dat te illustreren haalt hij de Oostvaardersplassen aan. ‘Als je daar doorheen wandelt, zie je dat de bast van de boomstammen helemaal is afgevroten. De beesten verhongeren. Dan schiet ik er liever een paar af.’
‘De natuur is zo mooi, maar je moet het wel zien.’
Over de grens
Dohmen rijdt de auto naar de rand van de Mookerheide, vanwaar je uitkijkt over de bossen van de Sint-Jansberg. Dit natuurgebied grenst aan Duitsland en dat brengt praktische problemen met zich mee. Zo mogen wilde zwijnen wegens het gevaar op varkenspest in principe niet in Nederland leven. ‘Er zijn twee uitzonderingen: de Veluwe en De Meinweg’, legt Dohmen uit. ‘Op alle andere plekken geldt een nulstand.’ In het net over de grens gelegen Reichswald leven de dieren daarentegen wel. Hetzelfde natuurgebied is ook geliefd bij de Nijmeegse mountainbiker. ‘Ieder zijn ding, maar de laatste van de ploeg vergeet vaak het hek dicht te doen.’ Het gevolg: een Duits zwijn hobbelt zo de grens over naar een gebied waar hij volgens het Nederlands wetboek geen poot op mag zetten.
Hoewel Dohmen wegens het nulstandbeleid de taak krijgt alle “overlopers” te doden, kan hij uitsluitend met bewondering over de dieren spreken. ‘Wilde zwijnen vind ik eigenlijk de meest indrukwekkende dieren’, zegt hij enthousiast. Glunderend vertelt hij over het zwart wild. Van hun gemiddeld gewicht tot en met het ontwikkelen van hun tanden: opnieuw kent hij het dier door en door. ‘De leitbache is de baas en loopt voorop in de rotte.’ Daarom moeten de dieren die achteraan in de groep lopen het eerst worden geschoten. ‘Anders raken de anderen ontheemd.’
Langs het natuurgebied razen de auto’s langs. Een paar jaar geleden is daar een zwijn geschept. ‘Jaarlijks worden zo’n zeventig dieren aangereden in dit gebied’, zegt Dohmen. Hij rijdt voorzichtig door de grote plassen op de zandwegen. Een aanrijding met een groot hoefdier, grofwild, is voor beide partijen levensgevaarlijk. De jagers hebben piketdiensten om het beest te gaan zoeken of uit zijn lijden te verlossen. ‘De grootste oorzaak is toch de overbevolking.’
Wolf
Bij de Sint-Jansberg is daar ‘s nachts niets van te merken. Het oculair toont enkel een grijze weergave van de bomen. ‘Er zit hier een dassenburcht’, zegt Dohmen. ‘Waarschijnlijk laten ze zich nu niet zien, maar niet geschoten is altijd mi-.’ Hij onderbreekt zijn zin. ‘Oh, dat is in deze context eigenlijk wel grappig.’
Dohmen vervolgt zijn verhaal. Naast autowegen, vormen ook loslopende honden een gevaar voor het wild. ‘Een keffertje zal weinig schade aanrichten, maar bepaalde rassen hebben een jachtinstinct’, waarschuwt hij. ‘Als zij ooit een dier hebben gegrepen, zullen ze blijven zoeken.’ Hun voorvader, de wolf, is al eerder bij Nijmegen gespot. Vorig jaar beet de beschermde diersoort vermoedelijk drie schapen dood. ‘In de media wordt de wolf verknuffeld. Je kunt hem nog net niet aaien en een boterham geven’, vertelt hij gefrustreerd. ‘De wolf is een gevaarlijk dier, vooral als zijn gedrag verandert door hondsdolheid. ’ Dohmen vermoedt dat het beest dan eerst het vee van een boer zal grijpen en later een klein hondje of zelfs een kind. ‘Je kan er donder op zeggen dat dat gebeurt. Als de makkelijke prooien weg zijn en het dier honger heeft, dan kan je het hem niet kwalijk nemen.’
Het wachten op de das wordt niet beloond. ‘Helaas’, zegt Dohmen. Terwijl hij terug de bewoonde wereld inrijdt, vertelt hij over de positie van de jager in het politieke debat. ‘Het voelt soms alsof mensen uit de stad bepalen wat er op het platteland moet gebeuren’, vertelt hij. ‘De wolf is jarenlang hiernaartoe gehaald, maar blijkt nu problematischer te zijn dan gedacht. Als jager zit je er tussenin, dat is vervelend.’ Zelf zal Dohmen zich de wolf niet op zijn hals halen. ‘Onze maatschappij is hierover zo gepolariseerd. Ik ga dat nooit doen.’
Zien
Wanneer Nijmegen weer in zicht komt, vertelt Dohmen dat steeds meer mensen sympathie lijken te hebben voor de jacht. De negatieve beeldvorming neemt volgens hem af: ‘Met een beetje uitleg begrijpen mensen vaak wel waarom ik doe wat ik doe. En ja, soms doden we een dier.’ Dohmen weet dat sommige mensen daar principieel op tegen zijn. ‘Dat kan je alleen maar respecteren’, stelt hij. De jager meent dat onwetendheid de grootste veroorzaker is van polarisatie. Daarom speelt hij met het idee om een leermodule te ontwikkelen voor jonge kinderen om hen kennis te laten maken met de natuur. Hij slaat de autodeur dicht. ‘De natuur is zo mooi, maar je moet het wel zien’, vertelt hij. ‘En mensen zien heel veel dingen niet.’ ANS