Home Artikelen Meeloopreportage: Verhalen uit de grond trekken

Read this article in English.

De grond van Nijmegen, de oudste stad van Nederland, zit vol met schatten uit het verleden. De archeologiedienst van de gemeente draait overuren om alles in kaart te brengen. Hoe dragen opgravingen bij aan het verbeelden en verhelderen van de Nijmeegse geschiedenis?

Nijmegen, dat zich profileert als oudste stad van Nederland, is misschien wel het walhalla voor Nederlandse archeologen. ‘Het toe-eigenen van het label “oudste stad” is een politieke keuze’, vertelt Joep Hendriks, een van de stadsarcheologen van gemeente Nijmegen. ‘Als je dat label wil behouden, dan moet je daar ook in investeren.’ Dat is precies wat de Nijmeegse gemeente heeft gedaan. Ze doet dat niet alleen om de geschiedenis van de stad beter te begrijpen, maar ook om die geschiedenis beter zichtbaar te maken. ‘Wie nu in het centrum rondloopt, ziet vooral naoorlogse bebouwing die soms al weer wordt gesloopt voor nieuwbouw’, zegt Hendriks. ‘Vergeleken met andere historische steden zie je het middeleeuwse karakter absoluut niet terug in de Nijmeegse binnenstad.’

Hoewel de gemeente volop inzet op archeologie, blijven veel archeologische opgravingen onopgemerkt. Zo ook de opgraving op de hoek van de Weurtseweg en de Koopvaardijweg, op het industrieterrein in Nijmegen-West. Een nietsvermoedende student fietst zo langs het braakliggende stuk grond, zonder te merken dat een team van de gemeente Nijmegen hier druk bezig is met het doen van bijzondere ontdekkingen. Op een druilerige maandag zijn zo’n vijftien mensen druk in de weer om het modderige terrein uit te kammen. Hoe gaan opgravingen als deze in zijn werk en wat dragen ze bij aan het verbeelden en verhelderen van de Nijmeegse geschiedenis?

Wikken, wegen en weggooien

Hendriks bijt het spits af door de gang van zaken tijdens een opgraving te schetsen. Hij baant zich een weg door de modder richting een zandverhoging vanaf waar je uitzicht hebt over het gehele terrein. Op de top legt hij uit waarom juist op dit moment en op deze plek een opgraving wordt gedaan. ‘We graven een kavel op van circa achtduizend vierkante meter ter voorbereiding van de bouw van een nieuw bedrijfspand’, verklaart Hendriks. ‘Om voor toekomstige generaties vast te leggen wat hier in de grond zit, voeren we nu archeologisch onderzoek uit. Na de bouw kan dat immers niet meer.’

Zodra de opgraving is afgerond, wordt er nog lang gepuzzeld aan het verhaal dat in de grond is gevonden. Het veldwerk is namelijk slechts het topje van de ijsberg van het werk van een archeoloog, vertelt Hendriks. ‘Nadat alle vondsten zijn geteld en afgewikkeld, begint de tijd voor ons te lopen en hebben we nog twee jaar om een rapport te leveren waarin we precies opschrijven wat er is gevonden en wat dat zegt over het grote verhaal van Nijmegen.’

Sommige vondsten blijven bewaard in een depot, maar het overgrote deel wordt weggegooid.

Beheerst klautert Hendriks de heuvel weer af en loopt hij dwars over de opgraving naar een verlaging op het terrein, waar de rest van de werklieden druk bezig is met onderzoek. Opvallend is de nonchalance waarmee de archeologen met het terrein omgaan. Hendriks maakt diepe voetafdrukken in de zojuist geprezen bodem, alsof de grond net zo onbelangrijk is als een druk bewandeld strand. De middeleeuwse stenen die hij net heeft opgepakt om te dateren, gooit hij met een sierlijke zwiep weer terug in het zand. Omdat de grond straks toch wordt verstoord door de bouw, hoeven de werklieden na het documenteren niet voorzichtig met de sporen om te gaan. Sommige vondsten blijven bewaard in een depot, maar het overgrote deel wordt na het tellen, wegen en beschrijven weggegooid. Anders zou het depot overvol raken. ‘Je kan een mooie rotstuin maken van het steenmateriaal dat straks wordt weggekieperd’, zegt Hendriks grappend.

Continue bewoning in West

De ontdekkingen die worden gedaan, zorgen ervoor dat het beeld dat men van Nijmegen en haar geschiedenis heeft continu verandert. Terwijl Hendriks een ronde maakt over het terrein, vertelt hij over de mismatch tussen eerdere vermoedens en nieuwe vondsten. Alhoewel eerst werd gedacht dat hier slechts een Romeins perceel zou liggen, is deze veronderstelling met de grond gelijk gemaakt. In plaats daarvan zijn er namelijk resten gevonden die stammen uit de vroege middeleeuwen, rond de tijd van Karel de Grote en daarna. Dat is bijzonder omdat er in dit deel van Nijmegen-West nog niet eerder resten uit dit tijdperk zijn gevonden. ‘We hebben binnen het hele perceel resten uit de vroege en volle middeleeuwen aangetroffen’, zegt Hendriks. ‘Dat was een grote verrassing, omdat we in die periode geen bewoning hadden verwacht in dit gebied.’ Als aanvulling op het welbekende verhaal van de Romeinse stad, zou dit wellicht het eerste grote puzzelstuk kunnen zijn voor een nieuw hoofdstuk over de middeleeuwen.

De vondsten kunnen het eerste puzzelstuk zijn voor een nieuw hoofdstuk over de middeleeuwen.

Vervolgens wijst Hendriks naar kleine ronde sporen in de grond. ‘Dit zijn paalsporen. Waarschijnlijk stonden hier een paar boerderijen uit de 10de tot 12de eeuw.’ Boerderijen op zich zijn geen schokkende vondst, maar met deze is iets bijzonders aan de hand. Het type boerderijplattegrond dat hier is aangetroffen is namelijk goed bekend in Brabant, maar niet in gebieden zo noordelijk als hier. ‘Deze boerderijen zien er echt anders uit dan die in Lent. Het zou kunnen dat hier mensen zaten die een heel andere culturele achtergrond hadden dan de mensen die net over de Waal woonden.’ Dit wijst er dan op dat ook mensen uit andere gebieden en streken zich hier hebben gevestigd.

Wellicht zaten er rondom Nijmegen naast Brabanders nog wel meer uitheemse volken. Behendig de graafmachines ontwijkend loopt Hendriks naar een grote cirkelvormige verkleuring op het aardvlak. ‘Wat we hier hebben gevonden ziet eruit als een ringwalburg, een vroegmiddeleeuws verdedigingswerk. We kennen dit soort walburgen ook uit Denemarken.’ Hij speculeert over de betekenis van deze sporen: ‘We weten dat deze streken in de middeleeuwen werden geteisterd door de Vikingen. Het is dus mogelijk dat zij deze walburg hebben gebouwd, óf dat hij juist ter bescherming tegen de Vikingen was bedoeld.’ Harde bewijzen ontbreken, omdat het erop lijkt dat de kavel in de late middeleeuwen is schoongeveegd. Er zijn daardoor nauwelijks concrete aanwijzingen te vinden die het vermoeden over de vestiging van Vikingen bevestigen. Toch komt één zekerheid duidelijk van de grond: ‘De interessantste ontdekking voor Nijmegen is dat het leven in het Waterkwartier een heel lange continuïteit kent.’

Nieuwe perspectieven blootleggen

Vervolgens verplaatst Hendriks zich naar de keet, waar de opgraving wordt gecoördineerd. Daar wijdt hij uit over het achterliggende motief van archeologie. ‘Het is een vaststaande mening in Nederland dat wat in de grond zit, belangrijk is. De geschreven bronnen beslaan namelijk slechts een deel van de geschiedenis.’ De vondsten van deze opgraving geven een mooi voorbeeld van de wijze waarop archeologie de geschiedschrijving aanvult. ‘Een monnik zal nooit hebben geschreven over het dagelijks leven op een boerderij als deze.’

Bij de warmte van het straalkacheltje in de keet licht Hendriks toe dat archeologie en geschiedschrijving elkaar nodig hebben om de geschiedenis zo helder mogelijk boven tafel te krijgen. ‘Historische bronnen zijn niet volledig objectief, omdat schrijvers een selectief beeld van de geschiedenis creëren.’ Maar ook archeologie is niet volledig objectief, stelt Hendriks: ‘Archeologen interpreteren namelijk altijd hun vondsten. Hoewel de methode wetenschappelijk is, veranderen de interpretaties continu.’ Hij concludeert: ‘Archeologie is misschien nooit objectiever geweest dan geschiedschrijving, maar ze biedt wel een heel ander perspectief.’

‘Als archeoloog wil je juist voorkomen dat er wordt gegraven.’

Je zou dus denken dat iedere archeoloog staat te springen om zo veel mogelijk op te graven om die verschillende perspectieven bloot te leggen. Niets is echter minder waar, legt Hendriks uit: ‘Als archeoloog wil je juist voorkomen dat er wordt gegraven. We proberen archeologische resten voornamelijk in situ te bewaren.’ Dat wil zeggen dat de historische voorwerpen als het mogelijk is, worden behouden in de oorspronkelijke bodem. Hendriks geeft twee redenen voor deze werkwijze. ‘Ten eerste gaan we ervan uit dat de opgravingstechnieken in de toekomst beter worden. Alles wat we uitstellen kan dus later beter worden bestudeerd.’ Hij vervolgt: ‘Ten tweede is het goedkoper. Door resten in de bodem te bewaren voorkomen we kosten.’ De voornaamste reden waarom er op dit perceel wel wordt gegraven is tweeledig, vertelt Hendriks. ‘Het terrein wordt namelijk ook onderzocht op de aanwezigheid van munitie uit de Tweede Wereldoorlog en dat verstoort de archeologische laag. Het behouden van delen van deze laag in de bodem is ingewikkeld en kan zelfs leiden tot hogere kosten voor de bouwplannen.’

Disneyland aan de Waal

Hendriks werpt zich in de keet nog een laatste keer op het belang dat archeologie heeft voor de stad. ‘Als bewoners niet weten wat er ooit in Nijmegen heeft gestaan, kan ik me voorstellen dat veel van hen niet beseffen op wat voor bijzondere plek ze wonen.’ Hij vervolgt: ‘Ook zonder de Donjon, die vroeger boven de Valkhofburcht uittorende, terug te bouwen en van Nijmegen een Disneyland te maken, kunnen we het Nijmeegse verleden beter zichtbaar maken.’ Hij geeft toe dat het voor deze opgraving lastig is de geschiedenis te verbeelden, omdat er weinig mensen op het industrieterrein rondlopen. Wel geeft hij suggesties voor de binnenstad: ‘In het centrum, de oude Romeinse stad, valt veel meer te doen. Nu zie je vaak alleen maar een verkleuring in de trottoirs die aangeeft dat er iets heeft gestaan. Met muurschilderingen op nieuwe panden en informatiepanelen in woonwijken kun je de geschiedenis beter tot leven wekken.’ Op die manier krijgen mensen toch het besef dat er veel meer historie zit in de omgeving waarin ze wonen.

‘Het is natuurlijk altijd maar de vraag of het de Nijmegenaar echt interesseert, of dat de geschiedenis men sowieso koud laat’, relativeert Hendriks tot slot. Toch blijft hij pleiten voor het grote belang. ‘Nijmegen is bijvoorbeeld ook een belangrijke stad vanwege NEC. Dat deelt niet elke Nijmegenaar, maar het is wel iets wat je terug moet laten komen in het straatbeeld.’ Hij sluit af: ‘De geschiedenis is geen statisch geheel. Het is een verhaal dat steeds weer kan worden herschreven. Ik hoop dat we dat kunnen laten zien, ook als hier straks nieuwbouw staat.’

Dit artikel staat in ANS-krant 8 (J37).

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen