Home Artikelen Paul van Tongeren houdt de spiegel voor

Paul van Tongeren, emeritus hoogleraar Wijsgerige Ethiek aan de Radboud Universiteit, is recentelijk verkozen tot Denker des Vaderlands. ANS ging bij de filosoof op bezoek om te praten over zijn taak als Denker en de functie van de filosofie met betrekking tot de huidige tijd. ‘De pandemie heeft zichtbaar gemaakt hoe we aan het veranderen zijn.’

Tussen de boekenkasten steekt Paul van Tongeren van wal over zijn nieuwe taak: ‘Het mooiste aan de functie is dat ik mijn liefde voor filosofie met zoveel mogelijk mensen kan delen.’ Hij vervolgt zijn verhaal terwijl hij rustig in een zonnige voorkamer zit. ‘Ik wil niet zozeer bepaalde ideeën in de samenleving planten. Ik wil juist graag een brug zijn tussen de samenleving en de filosofie’, zegt hij opgewekt. Ook wil Van Tongeren meer verbinding tussen filosofen zelf. Hij legt uit dat filosofen elkaar onder invloed van internationalisering en specialisering steeds slechter begrijpen. Van Tongeren moedigt daarom als Denker de samenleving, filosofen en studenten aan om meer aandacht te hebben voor onze gezamenlijke betekeniswereld. Grappend voegt hij toe: ‘Ik heb het idee dat er tegenwoordig geen sprake meer is van een zolderkamerfilosoof, maar van een vliegveldfilosoof.’ Het probleem hiervan is dat filosofen weinig binding hebben met een gemeenschap en alleen hun gespecialiseerde vakgenoten spreken, zo legt hij uit. Van Tongeren vertelt dat zelfs filosofen onderling elkaar niet goed begrijpen door specialisering. ‘Toen ik in Nijmegen begon werd je als filosoof voor een publicatie bekritiseerd door taalfilosofen, wijsgerige antropologen en metafysici, dat gebeurt nu niet meer’, zegt hij bedenkelijk. Hij verzucht: ‘Hoe rechtvaardig je dan wat je doet? Het zou wel eens kunnen dat je onderzoek dan niet meer te onderscheiden valt van het maken van een kruiswoordpuzzel. Dat doe je ook maar in je vrije tijd.’

Een stapje terug

Waar voorgaande Denkers veelvuldig over actuele onderwerpen spraken in de media, ziet Van Tongeren een dergelijke rol niet voor zichzelf weggelegd. Hij vertelt dat wijsbegeerte als het ware een oefening is in persoonlijke en maatschappelijk zelfkennis. Hij zou graag zien dat filosofen naar het maatschappelijke debat als geheel kijken en daarop reflecteren. ‘Het maakt bijvoorbeeld niet uit wat ik vind van de verkiezingen. Als filosoof moet ik proberen om een stap terug te nemen en te zoeken naar onderliggende patronen in het nieuws’, zegt hij stellig. Dat betekent niet dat hij niks in de media wil zeggen, veel liever wil hij de patronen aanwijzen. ‘Daarmee geef ik dus niet rechtstreeks antwoord op de vraag, maar probeer ik iets te zeggen waarvan ik denk dat de samenleving er wat aan heeft’, verklaart de ethicus. Hij noemt een voorbeeld: ‘Neem het gejok van Rutte. Het gaat niet alleen om het beschuldigen of vrijpleiten van deze minister-president, maar ook om de onderliggende politieke cultuur.’ Hij erkent echter dat het geven van eigen commentaar wel lonkt: ‘Toen ik voor het eerst zei dat ik niet activistisch wilde zijn in mijn functie, kreeg ik een berichtje van een voorganger die benieuwd was hoe lang ik dat vol zou houden. Het is namelijk moeilijk om afstand te houden door de manier waarop je als Denker wordt aangesproken.’ 

Hij zet zich af tegen het debat als dominante discussievorm.

Toch waakt Van Tongeren ervoor om niet te vervallen in vluchtige meningen. Hij zet zich daarmee af tegen het debat als dominante discussievorm in de media, die hij verwijt te veel focus te leggen op het strijdgesprek. ‘In zo’n gesprek probeer je jouw gelijk te halen en ben je voortdurend op zoek naar de zwakke plekken van je tegenstander,’ duidt hij. In plaats daarvan pleit hij voor een zoekend gesprek: ‘Hierin ga je samen op zoek naar een iets. Dat is de mooiste vorm van filosofie.’ Er is volgens de emeritus hoogleraar veel haast en ongeduld op radio en televisie, waardoor de filosofie zich moet invechten. Lachend geeft van Tongeren een voorbeeld: ‘Ach, dan word je gebeld door de radio met een tijdslimiet van drie minuten om over een bepaald onderwerp te praten. Tegen de tijd dat ik heb verteld waarom drie minuten te weinig is voor een mening is die tijd al op.’ Hij verwijst naar het ongeduld dat hij eerder signaleerde aan talkshowtafels: ‘Dit bestaat al heel lang en is tijdens de pandemie sterker zichtbaar geworden.’

Hoestend voor de spiegel

Het onderzoeken en uitwijzen van patronen is juist waardevol in crisistijd. De filosofie heeft volgens Van Tongeren een spiegelfunctie voor de maatschappij, waarmee hij zich aansluit bij grote filosofen. ‘Socrates noemde de filosoof het slechte geweten van de tijd. Hegel stelde dat de filosofie de tijd in gedachten vervat’, noemt de filosoof op. De pandemie kan voor ons als een spiegel van onze tijdsgeest fungeren. De ethicus gaat echter in tegen het idee dat we zijn veranderd door de crisis. Er valt een lange stilte waarna hij zegt: ‘Ik denk eerder dat de pandemie zichtbaar heeft gemaakt hoe de samenleving verandert.’ Als voorbeeld noemt de Denker cijferfetisjisme. ‘Twee jaar geleden had niemand zich kunnen voorstellen dat de Volkskrant nu elke dag twee volle kolommen besteedt aan de R-waarde en de besmettingscijfers’, licht hij toe. De neiging tot het kwantificeren van kwalitatieve zaken is volgens hem al veel langer aanwezig. ‘De crisis heeft dit slechts zichtbaar gemaakt, maar we zijn al tijden bezig met iets kwalitatiefs zoals gezondheid in cijfers te vatten, zoals stappenstellers dat doen’, betoogt hij. Dat geeft een vals gevoel van controle over je gezondheid. Welzijn omvat namelijk veel meer dan het aantal stappen dat je neemt. ‘Ik denk -en dat is natuurlijk een interpretatie- dat cijfers een illusie geven van beheersbaarheid. Daarmee houden we onszelf voor de gek’, stelt hij. 

Betekenis

De cijfers die een poging doen de werkelijkheid te beschrijven staan volgens de filosoof niet centraal in zijn vakgebied. ‘De filosofie doet juist niks met de feitelijke waarheid’, verklaart Van Tongeren. In tegenstelling tot de wetenschap kijken filosofen naar de betekenislaag die wij samen op de werkelijkheid leggen. Die betekenis is een combinatie van onze waardeoordelen, waarmee we samen vorm geven aan de wereld om ons heen. ‘De mens kan niet anders dan voortdurend met betekenis te worden geconfronteerd,’ zegt de filosoof met enthousiasme. Hij kijkt de kamer rond en geeft een voorbeeld: ‘Wat wij hier nu doen heeft een en al betekenis. Het is spannend om geïnterviewd te worden, het is saai om dingen te horen, het is leuk of niet leuk om gefotografeerd te worden.’ Dit merken wij echter zelden op. ‘Moet je je voorstellen dat we termen als mooi, slecht, uitdagend en vervelend overal vanaf halen. Dan blijft er niets over’, stelt hij vast. Hij verduidelijkt: ‘Ik kan nu ook zeggen dat er zes stoelen en een donkere tafel staan. Zonder die eerder genoemde oordelen betekent dat niks.’ We zouden volgens Van Tongeren meer oog voor die gesprekken moeten hebben. ‘We zijn geen robots die een bepaalde mechaniek tot uitvoering brengen. We willen het ergens over hebben: we hebben iets wat wij wel of niet interessant vinden en willen daarover communiceren’, poneert hij. Op die manier komen we tot gedeelde betekenis. 

Geïsoleerd communiceren 

Aangezien betekenissen gezamenlijk worden gevormd, heeft de sociale isolatie van het afgelopen jaar invloed op onze betekenisvorming. Van Tongeren legt uit: ‘Betekenisaspecten kun je niet objectiveren. De interpretaties die verschijnen zijn subjectief.’ Hij legt uit hoe isolement dat bemoeilijkt: ‘Stel je voor dat je op een plek komt waar je de taal niet spreekt en de tekens niet kan lezen. Je houdt het dan niet lang in je eentje vol, aangezien je de betekenissen niet kan interpreteren.’ De eenzaamheid van studenten in de coronacrisis vindt hij twee kanten hebben. Zo noemt hij dat een stuk alleen wandelen juist kan aanzetten tot goed nadenken: ‘Wie nadenkt is nooit alleen.’ Toch is er volgens de filosoof een keerzijde aan eenzaamheid.   

‘We hebben die gemeenschappelijkheid in de vorm van een gesprek nodig, want in eenzaamheid kan men niet tot betekenissen komen’, nuanceert hij.

Vriendschappelijk contact geeft ons betekenis en de mogelijkheid om betekenissen te vormen. In zijn nieuwe boek Doodgewone vrienden gebruikt Van Tongeren de geschiedenis als spiegel voor onze ideeën over vriendschap. ‘Plato schrijft over vriendschap tussen oudere mannen en jonge jongens, Kant over de gegoede burgerij’, vertelt hij over diverse vormen van vriendschap. Desondanks observeert Van Tongeren ook parallellen tussen vriendschappen van vroeger en vriendschappen die in coronatijd op afstand zijn ontstaan.  Door de hele geschiedenis wordt vriendschap namelijk geïdealiseerd, signaleert hij. Hij legt uit dat die zoektocht effect heeft op het denken over onze vriendschappen: ‘We kennen normen: een betere vriend vervult meer waar wij in een vriendschap naar streven dan een goede vriend. Het ideaalbeeld van de beste komt daardoor zo op afstand te staan dat alleen een dode vriend dat beeld kan halen.’ 

‘Het ideaalbeeld van de beste komt op afstand te staan.’

Toch ziet de filosoof ook een verschil: ‘We zijn meer dan ooit bezig met het maken van een berekening wat de kosten en de baten van vriendschap zijn.’ Van Tongeren denkt echter niet dat de waarde van vriendschap minder is geworden. Verwijzend naar de sluiting van de horeca merkt hij op: ‘Precies het terras en het café zijn belangrijk omdat je daar maar wat met elkaar ouwehoert. Die betekenissen in de kroeg moeten nu op een andere manier worden gedeeld: geen mens houdt het uit in een solipsistische wereld.’

Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 2.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen