Home Artikelen Piekeren is zo gek nog niet

Piekeren is zo gek nog niet

door Marieke van Ruiten

Iedereen piekert wel eens. Zo gek is dat niet, want het helpt je voorbereiden op bepaalde situaties en reflecteren op wat er in het verleden is gebeurd. Wanneer je echter de grip op piekergedachten verliest, kan het je dagelijks leven in de weg staan. Nessa Ikani, gepromoveerd aan het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit, deed onderzoek naar de manier waarop deze processen tot stand komen en poogt te verklaren hoe iemand in een vicieuze piekercyclus terecht komt.

Ikani vertelt hoe piekeren initieel kan helpen bij het reflecteren op je gevoel en handelen in bepaalde situaties. Ook heeft piekeren de functie om voor praktische en mentale problemen een oplossing te vinden. Mensen malen bijvoorbeeld over de studie, of denken na over de toekomst van hun baan. ‘Piekeren kan echter door sommigen als oncontroleerbaar worden ervaren en omslaan in excessieve negatieve gedachten, wat iemand vatbaarder maakt voor angst- of depressieve klachten’, zegt de onderzoeker. Voor mensen die veel piekeren is het een cognitieve gewoonte die heel automatisch tot stand komt: ‘In die zin, is veelvuldig piekeren net zoiets als roken of alcohol drinken’, stelt de onderzoeker.

Het piekerproces: top-down vs. bottom-up

Ikani introduceert een model om piekergedrag inzichtelijk te maken. Het model kijkt naar de top-down en bottom-up kant van het gedachteproces. De top-down kant is de cognitieve controle die iemand heeft over zijn of haar gedachten. ‘Cognitieve controle passen we toe om aandacht te richten op relevante informatie in onze omgeving, onze aandacht te kunnen verplaatsen, en om irrelevante informatie uit het werkgeheugen op te schonen’, legt Ikani uit. Mensen die veel piekeren hebben moeite met het uitoefenen van cognitieve controle, zo laat ze weten. ‘Hierdoor is het lastig voor hen om grip te krijgen op het piekeren.’

De bottom-up kant omvat de automatische processen waardoor gedachten bij iemand kunnen oppoppen. ‘Mensen die excessief piekeren hebben de neiging om informatie op een negatieve manier te verwerken’, vertelt Ikani. ‘Prikkels uit de omgeving die zowel positief of negatief kunnen zijn, krijgen dus eerder een negatieve stempel.’ Daarnaast wordt negatieve informatie vaak beter onthouden. Automatische processen in de gedachten leunen dus selectief aan de negatieve zijde, waardoor een vicieuze cirkel tot stand kan komen, zo stelt de onderzoeker.

Een vicieuze cirkel

Of piekeren als excessief wordt ervaren, verschilt sterk per persoon. Het onderzoek van Ikani brengt in kaart hoe een disbalans tussen top-down en bottom-up, in combinatie met negatieve metacognities over piekeren, leidt tot een vicieuze cirkel. ‘Aanvankelijk wordt piekeren veelal als behulpzaam gezien. Iemand heeft dan positieve metacognities over het nut van het piekeren. Kortgezegd zijn metacognities gedachten over je gedachten’, legt Ikani uit. ‘Wanneer iemand echter blijft piekeren, kan dit steeds meer als negatief worden ervaren, wat de vicieuze cirkel waarin iemand terechtkomt versterkt.’ Ook blijken mensen die in het piekeren blijven hangen, meer aandacht te schenken aan prikkels die overeenkomen met de piekergedachten. ‘De piekergedachten worden hierdoor bevestigd en samen met een verminderde cognitieve controle wordt het dan steeds lastiger om negatieve gedachten los te laten’, concludeert ze.

‘Voor de een helpt mindfulness en voor de ander helpt het om een piekerdagboek bij te houden.’

Piekert Ikani zelf nog wel eens? ‘Zeker!’ lacht ze. ‘Ondanks dat ik veel onderzoek doe naar piekeren, betekent het nog niet dat ik er altijd grip op kan krijgen, ook ik pieker dus soms’. Het doorbreken van de piekercyclus vergt een balans tussen de top-down en bottom-up van het piekermodel. ‘Wat voor iemand kan helpen verschilt per persoon. Constructief bezig zijn met de piekergedachten is vooral de sleutel. Tijdens het piekeren kan iemand in vage ‘wat-als’-scenario’s blijven hangen. Door concreet na te denken over de manier waarop je een bepaalde situatie kunt aanpakken, kan iemand mogelijk eerder een oplossing vinden’, vertelt Ikani. ‘Soms kom je er hierdoor juist achter dat er geen directe oplossing voor handen is. Probeer in dat geval voor jezelf te bepalen wat het piekeren je eigenlijk oplevert en of het je wel echt verder kan brengen’, gaat ze verder. Ikani geeft een aantal voorbeelden om mee aan de slag te gaan. ‘Voor de een helpt mindfulness, het accepteren van je gedachten op dat moment en loslaten van bepaalde gedachten. Dit kan helpen om de cognitieve controle over gedachten te vergroten. Voor de ander helpt het om een piekerdagboek bij te houden.’ Tot slot tipt ze dat het inlassen van een dagelijks piekerhalfuurtje kan helpen, waarbij je de piekergedachten de rest van de dag aan de kant zet.

Piekeren onder studenten

Een van de groepen waarbij Ikani vragenlijsten heeft uitgezet waren studenten. Het viel op dat studenten veel vaker aangeven te piekeren dan aanvankelijk werd gedacht. Toch kijkt Ikani hier niet al te veel van op: ‘Het is een tijd waarin veel veranderingen plaatsvinden.’ De onderzoeker noemt voorbeelden als op jezelf gaan wonen, nieuwe vriendschappen, romantische relaties die zich ontwikkelen, en natuurlijk de academische druk, het vinden van een stage, en het loopbaanperspectief. ‘De onzekerheid die dergelijke veranderingen met zich meebrengt, kan een aanleiding tot piekeren geven. Piekeren onder studenten zie ik daarom ook als een belangrijk punt van aandacht, omdat we willen voorkomen dat iemand de grip op dit piekeren kwijtraakt’, zegt Ikani. 

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen