Home Artikelen Presentator Rob Trip: ‘Ik was altijd al een nieuwsgierig jongetje’

Afgelopen zaterdag presenteerde Rob Trip het programma NOS Met het Oog op Morgen live in Nijmegen. ANS sprak hem over zijn werk als nieuwspresentator, hoe het nieuws is veranderd en wat de toekomst is van traditionele media. ‘Ik denk dat het lang gaat duren voordat mensen minder televisie gaan kijken.’

Op 25 juni presenteerde Rob Trip het radioprogramma NOS Met het Oog op Morgen live in de Brebl in Nijmegen. Dat was bijzonder omdat het programma normaal gesproken niet op locatie wordt opgenomen. De avond begon met de opname van een podcast aflevering waarbij het publiek vragen mocht stellen aan de vaste Oog-presentatoren Herman van der Zandt, Lucella Carasso en Rob Trip. Daarna volgde de reguliere uitzending van NOS Met het Oog op Morgen met onder meer gasten Pieter Derks, Emile van der Staak en Laurens Dassen

Rob Trip is naast presentator van NOS Met het Oog op Morgen al twaalf jaar vaste presentator van het NOS Achtuurjournaal. In 1984 begon hij met zijn werkzaamheden als journalist. Wat heeft hij over de jaren heen in het vak zien veranderen en wat is de toekomst van traditionele media zoals radio en televisie in de tijd van digitale informatiestromen?

Was je voordat je in 1984 begon als journalist ook bezig met wat er gebeurde in de wereld?

‘Ja, ik las van kinds af aan de krant en ik was geïnteresseerd in wat voor nieuws er op de radio te horen was. Ik was altijd al een nieuwsgierig jongetje.’

Hoe is het om zo lang al het nieuws van dichtbij te volgen?

‘Ik vind dat hartstikke leuk. Als je nieuwsgierig bent moet je mijn vak kiezen. Het is wel anders dan vroeger, toen was ik degene thuis die als eerste kon zeggen: “Wist je al dat dit is gebeurd?” of “Wat ik nu toch heb gehoord!” Tegenwoordig heeft iedereen het al op zijn smartphone gezien. Het nieuws is veel sneller bij mensen.’

Hoe heb je die ontwikkeling ervaren?

‘Ik heb het grootste gedeelte van mijn loopbaan bij de radio gewerkt. Wij hadden daar het idee dat we het allersnelste waren met het brengen van nieuws. Vanwege nieuwe technieken zijn we uiteindelijk door de televisie ingehaald. Er kan daar, en inmiddels ook op het internet, zo veel meer. Door liveblogs en livestreams kun je iedereen gelijk alles laten zien en horen. Wij hadden daarentegen vroeger drie keer per dag een grote nieuwsuitzending bij de radio waar we het nieuws voor opspaarden.’

Kijken mensen nog naar het journaal als ze gedurende de dag het nieuws lezen?

‘Ik denk dat het bombardement aan nieuws de hele dag door een verklaring is voor het feit dat het Achtuurjournaal nog steeds goed wordt bekeken. Toen ik daar een aantal jaar geleden begon met werken, zeiden mensen: “Dat is toch een aflopende zaak?” Het tegendeel bleek waar. Ik denk dat een deel van de mensen afhaakt en liever aan het eind van de dag een overzicht van het nieuws kijkt. Daarnaast denk ik dat mensen die wel alle nieuwtjes volgen nog steeds behoefte hebben aan zo’n overzicht. Ze willen aan het einde van de dag weten wat er wel en niet klopt en wat er belangrijk is.’

Het meeste nieuws dat wij horen is negatief. Is er meer ellende dan vroeger, of lijkt dat alleen maar zo?

‘Ik ben ervan overtuigd dat er niet meer ellende is dan vroeger, we zien en horen het gewoon sneller. Er gebeurden vroeger vreselijke dingen waar we geen weet van hadden of pas een halfjaar later van hoorden. Dat bracht letterlijk en figuurlijk meer afstand, want dan hoorde je pas over een gebeurtenis als er wat tijd overheen was gegaan.’

Hebben media de verantwoordelijkheid om die narigheid af te wisselen met positief nieuws?

‘Bij het Achtuurjournaal houden we daar wel rekening mee. Het laatste onderwerp voor het weer zal er bijvoorbeeld nooit eentje zijn waarbij je met buikpijn de laatste seconde tot je neemt. Je moet mensen niet platgooien met alleen maar slecht nieuws, want dan neemt niemand meer iets tot zich. Ik ben er echter niet voor om te stellen dat het onze taak is om positief nieuws te brengen. WIj moeten het nieuws brengen en dat bestaat vaak uit negatieve dingen. Je kunt wel stellen dat het ook onze taak is om te onderzoeken of er iets aan wordt gedaan. Ik denk zelf meer in die richting, want uiteindelijk is nieuws nieuws en willen we volledig zijn.’ 

Lukt het altijd om volledig te zijn?

‘We hebben het er op de redactie elke dag over of we wel voldoende zien wat er gebeurt. Ons werk is om verslag te doen van wat er in de samenleving gebeurt en dat proberen we naar eer en geweten zo goed mogelijk te doen. Toch kunnen we blinde vlekken hebben en dan wijzen anderen van buitenaf op iets dat we niet hebben gezien.’

Wat doen jullie daarmee?

‘Dan pakken we het alsnog op. Ik denk dat de toeslagenaffaire hier een goed voorbeeld van is: bij heel veel media was dat niet scherp genoeg in het vizier gekomen. Bij RTL Nieuws en Trouw gebeurde dat wel, maar wij moesten snel bijschakelen. Dan moet je een manier bedenken om het gemiste nieuws toch in jouw nieuwsprogramma te verwerken. Er is altijd iets aan te doen en er valt altijd een nieuwe draai aan het nieuws te geven.’

Hebben jullie minder blinde vlekken dan vroeger, omdat nieuws sneller en via meer kanalen binnenkomt?

‘Dat denk ik wel. We hebben bijvoorbeeld een halve afdeling die op sociale media in de gaten houdt wat er allemaal gebeurt. Dat kon vroeger niet.’

Wat vind je van sociale media als nieuwsbron?

‘Sociale media kunnen heel interessant zijn omdat allerlei bronnen er zelf op zitten. Zo brengen kamerleden regelmatig iets naar buiten via Twitter. Ik vind het zelf heel interessant om belezen collega’s te volgen die bijvoorbeeld veel weten over de Verenigde Staten. Die zeggen bijvoorbeeld “dit en dat moet je eens lezen, in die en die krant”. Er is ook een deel van sociale media dat ik helemaal niet interessant vind. Er zijn bijvoorbeeld mensen die bepaalde dingen naar buiten brengen om er zelf beter van te worden en niet alle informatie is betrouwbaar.’

Vind je sociale media representatief voor de samenleving?

‘Nee. Ik heb de cijfers niet paraat, maar sociale media zijn geen representatieve afspiegeling van de Nederlandse bevolking. Integendeel, het is een heel klein gedeelte dat elke dag druk met zichzelf in de weer is. Ophef op Twitter of andere sociale media zegt niet zo veel, want iedereen kan overal stampij om maken. Ik ben ervan overtuigd dat er op Twitter dagelijks enorme commotie- en ophefachtige dingen gebeuren die de rest van Nederland totaal langs zich heen laat gaan.’

Wat deden mensen vroeger met frustraties over het nieuws die ze nu op Twitter plaatsen?

‘Ze schreven een brief naar de krant waar je je naam onder moest zetten. Op de redactie was er iemand die brieven redigeerde en uitzocht aan welke reacties de lezers wat zouden hebben. Ik vind reacties enkel interessant als iemand anders iets vindt waar ik wat van op kan steken of mijn mening mee kan aanscherpen. Iemand moet iets zeggen waarvan ik denk: God, daar was ik nou totaal niet op gekomen. Een goede ingezonden brievenrubriek voldoet aan die voorwaarde. Twitter zou eigenlijk ook aan die eis moeten voldoen. Daarnaast zou ik willen dat je niet anoniem iets op Twitter kan zetten. Je zou moeten kunnen zien wie wat zegt. Dan is het nog maar eens zien of er nog steeds zo veel mensen heel moedig vanaf hun zolderkamertje allerlei dingen de wereld insturen.’

Vroeger koos de redactie dus welke reacties de wereld gingen zien. De vrijheid die we nu op sociale media hebben om te zeggen wat je wilt, zorgt misschien wel voor meer diversiteit in stemmen. Wat vind je daarvan?

‘Als het om serieuze stemmen gaat, dan ben ik daar helemaal voor. Ik verzet me vooral tegen de stemmingmakerij op Twitter. Die heeft dat medium ook voor een groot gedeelte een slechte naam gegeven.’

Hoe zie je de toekomst van traditionele media?

‘Ik ben daar niet zo somber over. Ik denk dat het heel lang gaat duren voordat mensen minder naar televisie gaan kijken. Er zijn langzaam minder mensen die lineair televisie kijken, maar men wil nog steeds nieuws, liveuitzendingen van evenementen of herdenkingen en sportwedstrijden zien. Radio is een hardnekkig medium en is eigenlijk heel stabiel. Het heeft een soort afsplitsing gekregen: podcasts zijn radio op bestelling waar heel veel mensen gebruik van maken. Mensen zijn in principe hartstikke geïnteresseerd in het nieuws, maar je moet wel blijven nadenken over vormen die aansluiten bij de tijd en groepen die je wilt bereiken. De gemiddelde luisteraar van NPO Radio 1 is ongeveer 61 en dat moet eigenlijk wel jonger worden. Ik maak het in ieder geval gewoon voor de geïnteresseerde luisteraar.’ 

Hoe ziet je eigen toekomst eruit op werkgebied?

‘Ik denk dat ik voorlopig voor traditionele media zoals radio en televisie blijf werken. Ik heb wel de afgelopen twee jaar met veel plezier podcastseries gemaakt over historische onderwerpen. Uit onderzoek blijkt dat die series ook nog meer jongeren bereiken dan we hadden gedacht. Ik vind het in ieder geval erg leuk en daar zal ik mij de komende tijd mee bezig blijven houden.’ 

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen