Home Opinie & AchtergrondAchtergrond Publish or perish?

Afgelopen maand stonden Nijmeegse onderzoekers in de Waal: het water stond ze letterlijk en figuurlijk aan de lippen. Ze ervaren een te hoge werkdruk. Dit komt mede omdat het aantal publicaties per jaar nu bepaalt of ze hun werk goed doen. Hoe kan een andere manier van beoordelen ervoor zorgen dat de werkdruk van wetenschappers wordt verlaagd?

Het was een gek gezicht. In Den Haag stonden de professoren in de hofvijver en in Nijmegen was een stoet zwarte toga’s onderweg naar de Waal om te illustreren hoe wetenschappers van de Radboud Universiteit (RU) verdrinken in het werk. Volgens de actievoerders moet er meer geld vanuit Den Haag naar de universiteit zodat onderzoekers hun werk beter kunnen doen. Dat het water ze aan de lippen staat, blijkt onder andere uit de extra personeelsenquête die de RU afgelopen oktober liet afnemen onder haar medewerkers. Het personeel gaf aan dat de werkdruk sinds corona fors is gestegen. Zo is er een gemiddelde van 7,4 gemeten op een schaal van 1 (geen werkdruk) tot 10 (extreem hoge werkdruk). Een te hoge werkdruk is een probleem dat al langer speelt en daarom is vorig jaar de commissie-Erkennen en Waarderen aangesteld aan de RU. ‘Deze zet zich in voor een verandering van de werkcultuur aan de universiteit’, vertelt commissielid en bestuursmedewerker Franke van der Molen. Zo moet er druk van de ketel worden gehaald. Een van de belangrijkste speerpunten van de commissie is dat onderzoekers op een andere manier moeten worden beoordeeld bij aanstellingen of bevorderingen. Citatiescores en lange publicatielijsten zouden in verhouding minder zwaar moeten wegen door meer aandacht te besteden aan bijvoorbeeld de kwaliteit van onderzoek, prestaties op het gebied van onderwijs en bestuurstaken. Helpt deze nieuwe manier van beoordelen om de werkdruk te verlagen?

Money money money

Het onderliggende probleem van de huidige werkdruk is een chronisch tekort aan geld, vertelt universitair hoofddocent Willem Halffman. Hij is verbonden aan het instituut Science in Society aan de RU en kijkt als onderzoeker naar de relatie tussen beleid en wetenschap. ‘De overheidssubsidies zijn steeds minder proportioneel aan het aantal studenten dat binnenkomt, waardoor er steeds minder geld overblijft’, legt hij uit. ‘Zolang er geen extra subsidie vanuit Den Haag komt, is geld elders zoeken de enige manier om ervoor te zorgen dat je onderzoek kan doen en dus je positie kan behouden.’ Hij concludeert: ‘Daarom hangt je positie op de universiteit vandaag de dag af van een aantal onderzoeksbeurzen dat je moet binnenhengelen.’
Volgens Halffman verhoogt dit de werkdruk. ‘De kans is namelijk slechts een op de tien dat je een beurs binnenhaalt. Daarom ga je veel publiceren en is het moeilijk om ‘nee’ te zeggen tegen een project, zelfs als je het eigenlijk al te druk hebt’, redeneert hij. Dat ene project en die ene publicatie zijn namelijk weer kansen om een beurs te scoren.

‘Wetenschappers houden elkaar het spiegelbeeld voor dat ze alles aankunnen.’

Dit prestatiegedreven werken zorgt voor een cultuur waarin wetenschappers de lat voor zichzelf te hoog leggen en niet durven aan te geven dat de druk te hoog is, ziet Paul Sars. Hij is momenteel hoofd van het departement Moderne Talen en Culturen en was maar liefst acht jaar decaan van de Faculteit der Letteren. Ook in informele gesprekken is werkdruk nog een taboe, vertelt hij. ‘Ik denk dat sommige onderzoekers niet aan durven te geven dat het niet meer gaat, omdat je dan als zwak wordt gezien’, verklaart Sars. Volgens hem komt dit door het prestige dat de wetenschap heeft. ‘Mensen in je omgeving kijken vaak tegen je op omdat je werkt met bovengemiddeld intelligente collega’s. Ze houden dat idee in stand door elkaar het spiegelbeeld voor te houden dat ze geen hulp nodig hebben en alles aankunnen.’ Hij vervolgt met spot: ‘Je kunt niet een beetje gaan zitten huilen.’ Hoewel hij het op een grappige manier uitlegt, vindt de hoogleraar dit problematisch en probeert hij als leidinggevende regelmatig te vragen naar de werkdruk om zo zijn collega’s op tijd te ontlasten waar nodig. Op deze manier hoopt hij te voorkomen dat zijn teamgenoten bezwijken onder de druk.

Het recht van de sterkste

Binnen de sfeer van beurzen scoren en publiceren is een te hoge werkdruk iets wat de meeste wetenschappers zullen ervaren. Het feit dat er maar weinig vaste contracten zijn, gooit volgens Halffman olie op het vuur. ‘Als je van de ene tijdelijke aanstelling naar de andere gaat, levert dat stress en onzekerheid over een vaste toekomst aan de universiteit op’, vertelt hij. De druk om veel te publiceren en beurzen binnen te halen, gaat dus om meer dan alleen onderling prestigegevoel. Er hangen banen vanaf. Zo ontstaat een competitiestrijd tussen de ene en de andere wetenschapper om een vaste baan. Een vergelijking op basis van de lengte van een publicatielijst is dan makkelijk gemaakt. Als onderzoekers worden beoordeeld middels zo’n kwantitatieve indicator, wordt de concurrentiestrijd alleen meer meer aangemoedigd. ‘Zo maak je het wel heel aantrekkelijk om de kantjes ervan af te lopen om maar aan die publicatie te komen’, zegt Halffman argwanend. Volgens hem doen sommige onderzoekers bijvoorbeeld aan ‘salami-publiceren’. Dat wil zeggen dat ze een onderzoek in zoveel mogelijk publicaties opdelen om hun kwantitatieve score op te hogen.

Niet iedereen bezwijkt onder de publicatiedruk. Neem bijvoorbeeld prof. dr. Mihai Netea, hoofd van de afdeling Experimentele Geneeskunde aan het Radboudumc. Met maar liefst 76 artikelen op zijn naam in 2016 behoort hij volgens het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift Nature tot de ‘superpubliceerders’. ‘Publicaties moeten niet een doel op zich zijn’, vertelt hij. Hij erkent daarbij de de competitiedrang, maar stelt dat dit niet alleen iets van deze tijd is: ‘Competitie en onzekerheid hadden wij ook allemaal toen wij klaar waren met onze studie. Het is onrealistisch om te denken dat je onzekerheid weg kunt halen.’ Volgens Netea is concurrentie namelijk onvermijdelijk: ‘De wetenschap is fantastisch en veel mensen zouden wel aan een universiteit willen werken, maar in de realiteit zijn er te weinig plekken voor iedereen. Helaas zal maar een klein percentage van de promovendi een vaste baan kunnen vinden aan de universiteit.’

Nevenactiviteiten

Bij voortgangsgesprekken wordt er vooral een nadruk gelegd op publicatielijsten, terwijl wetenschappers nog allerlei andere ballen in de lucht moeten houden. Denk bijvoorbeeld aan colleges geven, bestuursfuncties vervullen en mediaoptredens doen om zo ook hun kennis te delen met de maatschappij. De commissie-Erkennen en Waarderen vindt dat dit anders moet. ‘Ook die andere taken moeten worden gewaardeerd’, zegt Van der Molen. Sars zou het fijn vinden als dit gebeurt. ‘Werkdruk komt namelijk van verschillende kanten en op elk vlak moet je het goed doen’, licht hij toe. ‘Als je bijvoorbeeld bij studentevaluaties regelmatig een 5,2 krijgt, dan word je op het matje geroepen.’ Het is de combinatie van taken die de werkdruk tot grote hoogtes brengt. Volgens de twee zou het daarom alleen maar logisch zijn dat ze allemaal worden gewaardeerd, in plaats van vooral de onderzoekswerkzaamheden.Je moet als wetenschapper dus op alle vlakken presteren met beperkte tijd. Omdat dit misschien onhaalbaar is, wil de commissie-Erkennen en Waarderen dat de nadruk meer op teamwork komt te liggen. Sars zegt zich hier als teamleider al meer op te richten door meer teamoverleggen te organiseren, te vragen hoe het met iedereen gaat en of de werklast wel eerlijk is verdeeld. ‘Het zou goed zijn als teamleiders zich regelmatig afvragen of collega’s het werk aan kunnen en of het eerlijk is verdeeld’, zegt hij. Medewerkers zouden het onderling moeten kunnen aangeven als ze te veel hooi op hun vork hebben genomen en elkaar uit de brand moeten helpen.

Een menselijke maat om mee te meten

Met het stimuleren van teamwork hoopt de commissie-Erkennen en Waarderen dat er vanuit de universiteit meer naar de persoon achter de wetenschapper wordt gekeken. Sars zou graag zien dat een beoordelingsgesprek dan ook meer gaat over het functioneren van iemand binnen een team dan over individuele prestaties. Een wetenschapper kan misschien zelf wat minder hebben gepubliceerd om collega’s te kunnen helpen bij het geven van onderwijs zodat zij veel kunnen publiceren. Volgens Sars moet daar in individuele voortgangsgesprekken ook waardering voor komen. Zo zou er een werkcultuur ontstaan waarin teamwork wordt aangemoedigd, in plaats van dat je daar uiteindelijk op wordt afgerekend.

De commissie-Erkennen en Waardering kan helpen het taboe rond werkdruk te doorbreken.

Sars denkt dat de cultuuromslag die de commissie-Erkennen en Waarderen voor ogen heeft, kan helpen het taboe rond de werkdruk te doorbreken. Halffman sluit zich daarbij aan: ‘Je kunt de regels aanpassen en zeggen dat we meer op kwaliteit moeten beoordelen, maar dat betekent niet dat de cultuur ook is veranderd.’ Van der Molen vertelt dat de commissie dit tracht te doen door discussies op gang te brengen. ‘Op die manier worden mensen zich bewust van het probleem en daarnaast kunnen we zo ook inventariseren wat goede manieren zijn van het beoordelen van wetenschappers.’ In het najaar brengt de commissie een advies uit aan het College van Bestuur en vanaf daar is het aan de faculteiten om veranderingen door te voeren.

Dit artikel verscheen eerder in de ANS-krant.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen