De banden van de Radboud Universiteit (RU) met Israëlische universiteiten worden eindelijk onder de loep gelegd. Vanaf deze maand is de Adviescommissie Samenwerkingsverbanden officieel van start gegaan. Deze commissie moet de samenwerkingen van de RU evalueren en vervolgens advies uitbrengen. Studentenvakbond AKKU verwacht echter geen significante doorbraak.
De Adviescommissie bestaat uit vier oud-decanen en docenten die in de nabije toekomst een oordeel zullen vellen over de samenwerkingsverbanden van de RU met andere instellingen. Ze richten zich specifiek op samenwerkingen met instellingen in conflictgebieden. Deze verbanden worden geëvalueerd op basis van de missie en kernwaarden van de universiteit: ‘verbonden, nieuwsgierig, reflectief’. Zodoende ook de samenwerking tussen Israëlische universiteiten en de Radboud Universiteit. De verwachting is dan ook dat de commissie zich als eerste met dit vraagstuk gaat bezighouden en een advies voor het College van Bestuur (CvB) zal presenteren. Dit advies is echter niet bindend en slechts een aanbeveling.
Een stagnering of een stap vooruit?
Pro-Palestina activisten en studentenvakbond AKKU pleiten al maanden voor het verbreken van de samenwerkingsverbanden tussen Israëlische instellingen en de RU. Ze claimen dat deze instellingen de oorlog subsidiëren en daardoor bijdragen aan de genocide op de Palestijnen. Nu lijkt de universiteit de eerste serieuze stap te zetten in het mogelijk maken van deze eisen. Ties van den Bogaard, penningmeester van AKKU, rekent echter niet op een overwinning: ‘Wij zien de commissie als een bureaucratisch orgaan om het gesprek over banden met Israël uit de weg te gaan.’ Stellig voegt hij eraan toe: ‘Ze gaan eerst overleggen over de voorwaarden voor het verbreken van dergelijke relaties. Dit terwijl het voor ons al duidelijk is dat Israëlische universiteiten bijdragen aan de genocide van de Palestijnse bevolking’. Van den Bogaard concludeert: ‘De discussie wordt hierdoor eigenlijk verplaatst van mensen die hier werken en studeren naar een hoop gepensioneerde, dan wel bijna gepensioneerde, mensen van de universiteit.’
Ook benadrukt Van den Bogaard dat het gesprek met organisaties op campus die zich om deze kwestie bekommeren niet wordt aangegaan. ‘We hebben bijvoorbeeld een Palestina collectief van docenten en wetenschappers die heel veel kennis over deze situatie hebben. Deze zijn echter niet gevraagd om deel te nemen aan de adviescommissie, of hun oordeel te delen over de huidige situatie.’ Van den Bogaard voegt toe: ‘Ook de universitaire studentenraad is achterwege gelaten. Ze hebben hun ook niet de mogelijkheid gegeven om hun standpunten over deze kwestie te delen.’ De RU ziet dit anders. José Sanders, rector magnificus, vertelt tijdens de overlegvergadering met het College van Bestuur afgelopen maandag dat de commissie met zorg is gekozen: ‘Deze mensen hebben zowel juridische als praktijkkennis.’ Dat ze geen inhoudelijke kennis over een conflict hebben, is juist het voordeel, beargumenteert ze: ‘Ze moeten onafhankelijk van inhoudelijke adviezen tot een beslissing komen. Wel krijgen ze input van externen, dat komt tijdens de participatiegesprekken naar voren.’
Ondanks de herhaling van Sanders dat de adviezen van de commissie erg serieus genomen worden, want: ‘er moet een zeer beargumenteerde uitleg gegeven worden als het niet wordt overgenomen’, is AKKU er niet gerust op. De adviescommissie samenwerkingsverbanden is voor hen dus geen toezegging vanuit de RU: ‘Tegen de tijd dat er daadwerkelijk een advies wordt gegeven, kan de situatie in Palestina weer zijn veranderd en zullen nog meer mensen omgekomen zijn.’