Home Artikelen Studenten over de dood

Studenten over de dood

door Julia Meilink

Naar aanleiding van het interview met de death awareness coach Claudia Crobatia blijkt dat het voor jongeren ook van belang is om zich bezig te houden met de dood. ‘Als je jong bent, kan het lijken alsof je nooit dood gaat.’ ANS sprak hier drie studenten over.

Katelijn Vooijs (21), derdejaars Nederlandse Taal en Cultuur

‘Vanaf mijn vroege jeugd dacht ik al veel na over de dood omdat ik naar de kerk ging. Daar is de dood een belangrijk thema en word je er vaak mee geconfronteerd. Ik vond het ergens wel iets interessants hebben omdat het voor jouzelf heel abstract was. Er werd namelijk vooral over de kruisdood van Jezus gesproken, maar niet zozeer over de dood van andere mensen. Je gaat daar dan natuurlijk wel over nadenken, maar ik ben nog steeds niet zeker over de manier waarop ik naar de dood kijk. Ik ben er in ieder geval niet bang voor omdat ik weet dat God het goed met mij voorheeft en de dood niet per se het einde is. Tegelijkertijd denk ik niet dat er zoiets definitiefs is als een hemel of hel.

Daar wordt in de Bijbel ook niet expliciet over gesproken. Wat er wel staat geschreven, is dat je je bewust moet zijn van de manier waarop je je gedraagt in het leven. In het boek van Prediker, dat ik een heel mooi Bijbeldeel vind, staat bijvoorbeeld: “Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven.” Met andere woorden: de dood is zoiets natuurlijks voor mensen, dat je je er ook niet druk over hoort te maken. Wel is het belangrijk om je te beseffen dat je op een dag gaat sterven, al praat je er als jongere nog niet zo graag over. Dan kun je namelijk de keuzes maken die je echt belangrijk vindt in het leven. Ik heb bijvoorbeeld gekozen voor een studie Nederlands, ook al is dat geen goudmijn. Ik probeer te genieten van het leven en goed te zijn voor anderen. Iets anders wat vaak wordt gezegd in de Bijbel, is dat je tot stof zult wederkeren. Ik las laatst dat je in de Amerikaanse staat Washington je lichaam kunt laten composteren, waarna het als vruchtbare grond in parken en natuurgebieden wordt gebruikt. Het lijkt me mooi om dat te doen en mijn stoffelijke lichaam naar de aarde te laten terugkeren. Ik word dan teruggegeven aan de aarde.’

Sjors Padberg (22), vierdejaars Filosofie

‘Op mijn middelbare school overleed iemand uit mijn jaarlaag. Het is dan heel makkelijk om je tijdens de begrafenis voor te stellen dat jij dat was geweest. Het was niet de eerste keer dat ik over de dood nadacht, maar het was wel de eerste keer dat het zo dichtbij kwam. Ik bedacht me toen dat ik altijd bezig ben met de mensen om me heen, maar het moeilijk is om die wereld zonder mezelf te zien. Ik ervaar hem immers alleen vanuit mijn eigen perspectief. De wereld draait gewoon door zonder mij, ik wil natuurlijk niet zeggen dat hij om mij draait. Wel moest ik destijds beseffen hoe klein mijn rol is in het universum. Verder zie ik dood zijn niet als iets vervelends. Ik geloof namelijk niet dat er voor mij iets is na de dood.

Dat betekent dus ook dat er in mijn ogen geen hel is. Dood zijn is dan niets naars: je merkt er niets van en zult ook geen pijn hebben. Het niet meer kunnen leven is daarentegen wel beangstigend. Ik probeer me dan ook te focussen op het leven. Ik geniet van het alledaagse en waardeer bijvoorbeeld het mooie gras buiten. Dat wil echter niet zeggen dat ik oneindig wil leven. De wereld waarin je bent opgegroeid, verandert continu. Ik denk dat je op een gegeven moment helemaal vervreemd raakt van de wereld. Die aftakeling gebeurt nu al in iemands leven, maar op een gegeven moment wil je dat dit stopt. Ik heb het nooit met vrienden en familie over de dood terwijl ik wel denk dat het nuttig zou zijn als we er soepeler mee om zouden gaan. Het zou goed zijn voor je band met anderen als je het over angst voor de dood kunt hebben. Verder vind ik het bijvoorbeeld niet fijn om over mijn begrafenis na te denken. Ik heb dan het gevoel dat ik komende week doodga en het daarom aan het organiseren ben. Als het taboe er niet was, had dat niet zo hoeven te zijn. Een begrafenis kan immers een magnum opus zijn, iets waar iemand zijn hele leven naartoe werk.’

Melissa Ketelaar (23), eerstejaars masterstudent Europese Letterkunde

‘Omdat ik me veel omgeef met aspecten uit de gothicscene, schrik ik niet terug voor de donkere aspecten van het leven. Zo is een term als ‘de dood’ in die cultuur redelijk genormaliseerd en komt deze onder andere vaak voor in bandnamen van artiesten en in thematiek. Daarnaast heb je uit de jaren negentig bijvoorbeeld veel albumhoezen met kerkhoven erop. Zelf vind ik de esthetiek van zulke plekken ook erg mooi. Neem bijvoorbeeld het Sedlec Ossuarium in Tsjechië. Alles in die kerk is gemaakt van botten, zelfs de kroon[1]luchters. Ik dacht: als mijn huis er later niet zo uitziet, dan weet ik het ook niet meer. De dood is voor mij zo normaal geworden, dat ik er ook niet bang voor ben.

Daarom lijkt het me ook helemaal niet erg om er later in mijn huis iedere dag mee te worden geconfronteerd. Toch blijft het natuurlijk ook verdrietig als iemand overlijdt en daarom herdenk je iemand. Veel mensen gaan terug naar een kerkhof om dat te doen. Als je om de zoveel tijd teruggaat naar het graf, dan krijgt zo’n actie waarde door de herhaling. Zo’n ritueel zegt dus veel over onze cultuur en het onthult ook waar wij waarde aan willen hechten. Het fascineert me mateloos dat je tal van gewoontes rondom de dood hebt. Veel mensen blijven dus vaak terugkeren naar de plek waar het lichaam is, alsof de ziel er nog aan is verbonden. Je kan de dood dan zien als het einde van een persoonlijkheid, maar het ligt genuanceerder. Mensen laten allerlei tastbaars van zichzelf achter en willen dat ook graag. Ik heb bijvoorbeeld allemaal spullen gekregen van mijn recentelijk overleden oma. Ik vind het ontzettend boeiend dat er allemaal materialiteit van haar is overgebleven terwijl zij weg is. Ik bedacht me toen dat al mijn boeken naar de kringloop zullen gaan als ik overlijd. Ik heb daarna mijn naam in alle boeken in mijn kamer geschreven, zodat er iets van mij zal overblijven na mijn dood. Mensen zullen dan lezen en weten dat ik er was en heb bestaan.’

Dit artikel verscheen eerder in de ANS krant.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen