Eerstejaars Claire Vaessen verruilt het vertrouwde Culemborg voor het spannende Nijmegen. Het studentenleven dat op haar staat te wachten zit boordevol nieuwe ervaringen. In haar column verbeeldt zij een typische studentensituatie. Door tussen haar gedachtes en de werkelijkheid heen te bewegen, maakt ze een heuse momentopname.
Het was maandagavond en je kon een speld horen vallen op de Grote Markt. Hier en daar zat een verdwaalde terrasser, maar de drie meiden met wie ik had afgesproken waren nergens te bekennen. De maan had het al goed en wel van de zon overgenomen en deelde zijn podium met de koplampen van een onheilspellend busje. Een enkele fietser was bezig met waar ik naar verlangde: het plein verlaten.
Een week eerder was ik aanwezig bij een cocktailavond van een onafhankelijk damesdispuut. Inmiddels had ik besloten dat een dispuut niets voor mij is, maar toch had ik deze avond afgesproken met drie vriendelijke meisjes die ik daar had ontmoet. Na vijf zoete drankjes waren we er namelijk van overtuigd een vriendschap voor het leven te hebben gemaakt. We zouden elkaar zeker weten nogmaals zien. Nu ik nuchter op de Markt stond en een koud briesje zijn entree maakte, begon ik daar echter aan te twijfelen.
Ik probeerde me de karakters van de dispuutsdames zo goed mogelijk voor de geest te halen, maar realiseerde me dat ik vrijwel niets van ze wist. Ik kon me bijvoorbeeld niet precies herinneren hoe ze heetten. Laat staan dat ik wist of het chronische telaatkomers waren, of mensen die afspraken vergaten. Of nog onwenselijker: mensen die kersverse vriendschappen als de onze zó onbelangrijk vonden dat ze me vanavond lieten zitten.
Ik speurde nogmaals het plein af, maar naast de avondwandeling van een oud koppel en het knipperen van een slecht werkende straatlantaarn, viel er weinig te bewonderen. Tot mijn opluchting verbrak mijn vrolijke ringtone de stilte. ‘We zijn bij Van Buren gaan zitten, want de Markt zag er niet zo gezellig uit’, klonk het aan de andere kant van de lijn. Ik gaf ze groot gelijk. Het gegalm van de kerkklok herinnerde me eraan dat ik zelf een chronische telaatkomer ben en dat de meisjes het volste recht hadden gehad om alvast ergens neer te strijken.
Na een paar minuten trappen en een traditiegetrouw moeizame zoektocht naar een fietsparkeerplek, zag ik de vaag bekende silhouetten druk in gesprek. Het licht van de warmtelamp boven hun tafeltje onthulde een drietal halfvolle wijnglazen en een dito fles. Opgetogen begroette ik de meiden, maar meteen aansluiten leek me een slecht idee. Eerst even naar het toilet om op WhatsApp hun namen te checken.
Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 3.