Home Opinie & AchtergrondAchtergrond Terug naar de natuur

Tijdens de eerste maanden van de coronacrisis was menig Nijmegenaar in de natuurgebieden rondom Nijmegen te vinden. Deze periode, waarin ons vertrouwde leven op zijn kop werd gezet, leek velen eraan te herinneren hoe waardevol nabije natuur voor een stad kan zijn. Maar wat is precies de waarde van die natuur en erkennen we die waarde ook voldoende?


Dit artikel verscheen eerder in de tweede editie van de ANS-krant.

Wie door de winkelstraten van Nijmegen loopt, zal er wellicht niet bij stilstaan hoe dichtbij de natuur is. Uiteraard beschikt Nijmegen als voormalig Green Capital over een ruim aanbod aan stadsparken, maar ook buiten de stad ligt de natuur binnen handbereik. Na vijf minuten fietsen vanuit het centrum houdt de bebouwing op en bevind je je in de Ooijpolder. Met zijn uitgestrekte meren en gevarieerde bebossing vormt de Ooijpolder voor veel bezoekers een ware oase van rust. Tijdens de eerste lockdown vonden veel Nederlanders hun ontspanning in soortgelijke natuurgebieden, maar nu de temperaturen dalen is het in de Nederlandse bossen beduidend rustiger. Toch kan het juist in deze barre wintertijden goed zijn om de natuur op te zoeken. Wetenschappelijk onderzoek toont namelijk aan dat contact met de natuur van grote waarde kan zijn voor onze geestelijke gesteldheid. Een lange boswandeling of een blokje om in het park kunnen beide wonderen doen voor onze psyche. Wat houdt die waarde van natuur voor ons mentale welzijn eigenlijk precies in en weten we dit belang ook voldoende op waarde te schatten?

‘Alleen al het kijken naar natuuromgeving werkt rustgevend.’

Kuur du natuur

Wat onze fysieke gezondheid betreft, bieden natuurgebieden onschatbare ruimte voor sport en beweging. De natuur heeft echter ook een grote invloed op ons mentale welbevinden, zo stelt omgevingspsycholoog Sjerp de Vries. Hij doet bij Wageningen Environmental Research onderzoek naar het welzijnseffect van de natuur en weet daardoor dat deze invloed ver reikt. ‘Er is experimenteel onderzoek dat aantoont dat alleen al het kijken naar een natuuromgeving rustgevend werkt voor mensen’, legt De Vries uit. Volgens de wetenschapper is dit effect zo sterk dat we het zelfs kunnen ervaren als we helemaal niet buiten zijn: ‘Onderzoek heeft laten zien dat dit welzijnseffect al kan optreden bij uitzicht op natuurgroen vanuit de woonkamer.’ Waar dergelijke effecten onmiddellijk optreden, is ook aangetoond dat de welzijnseffecten op de langere termijn kunnen bijdragen aan een betere mentale gezondheid.

Park Brakkenstein

‘Over deze positieve effecten bestaan verschillende theorieën’, aldus De Vries. ‘Zo is een mogelijke verklaring dat de natuur bij ons vrijwillige aandacht oproept, in plaats van de noodzakelijke aandacht die in een groot deel van het dagelijks leven van ons wordt gevraagd’, legt hij uit. Als voorbeeld van noodzakelijke aandacht noemt De Vries een toeterende auto in de stad. ‘Die auto eist je aandacht op: je moet op blijven letten’, licht hij toe. Daar tegenover staat de vrijwillige aandacht die bijvoorbeeld het zien van een eekhoorntje bij mensen oproept. Die vrijwillige aandacht kost minder energie dan de noodzakelijke aandacht, waardoor dergelijke natuurervaringen ontspannend werken. Contact met de natuur kan daardoor bijdragen aan een vermindering van de aandachtsvermoeidheid die optreedt doordat we dag in dag uit lange periodes geconcentreerd moeten zijn.

In Nederland moet veel natuur plaatsmaken voor bouwprojecten.

Naast het verminderen van aandachtsvermoeidheid kan de natuur ook stressgevoelens verlagen. ‘Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mensen in de natuur beter in staat zouden zijn om te zien of hun omgeving gastvrij en ongevaarlijk is’, legt De Vries uit. ‘Dat zou komen doordat de mens als soort in de natuur is opgegroeid.’ Volgens deze verklaring ervaren mensen deze geborgenheid veel minder in een stedelijke omgeving. Door de instinctieve aard van dit veiligheidsgevoel kan het zien van een natuurrijke omgeving ook bij de stadsmens stressgevoelens verminderen. De mate waarin we ons veilig voelen in de natuur hangt wel af van hoe herbergzaam het gebied oogt, zo stelt De Vries: ‘Voor een Nederlander maakt het natuurlijk wel verschil of je in het vertrouwde polderlandschap staat, of dat je in de jungle of de Himalaya bent.

Van kale akkers naar dichtbevolkte natuur

De waarde van de natuur voor de geestelijke gezondheid wordt niet alleen door de wetenschap erkend. Voor sommige gemeenten is deze waarde namelijk aanleiding om in hun beleid expliciet voor natuurbehoud te kiezen. Zo heeft de gemeente Nijmegen in haar omgevingsvisie vastgelegd dat de toekomstige woningbouw vooral gerealiseerd gaat worden binnen de grenzen van het reeds bebouwde gebied. Zodoende kan de Ooijpolder een plek blijven waar Nijmegenaren er even tussenuit kunnen.

Dat het belang van nabijgelegen natuurschoon zwaarder weegt dan economische belangen is allesbehalve vanzelfsprekend: op veel plekken in Nederland moet de natuur nog regelmatig plaatsmaken voor nieuwe bouwprojecten. Ook het rivierenlandschap van de Ooijpolder stond lange tijd in dienst van de plattelandseconomie. Twan Teunissen, teamleider bij Staatsbosbeheer in de Ooijpolder, groeide op in de regio en kan zich deze periode nog goed herinneren. ‘In de jaren tachtig zag je hier nauwelijks een boom staan’, vertelt hij. ‘Het landschap was overwegend kaal en werd voornamelijk beheerd door boeren.’

Met de coronacrisis kregen zowel de waardering voor de Ooijpolder als de drukte in het gebied een impuls.

Periodes van hoogwater maakten echter duidelijk dat de rivier meer ruimte moest krijgen in het agrarische landschap dat tussen de dijken in lag. Tegelijkertijd waren er ontwikkelaars van natuurprojecten die kansen zagen om in deze buffergebieden nieuwe natuur te laten ontstaan. ‘Door natuurlijke processen zoals overstromingen meer de vrije loop te laten, zouden er bijvoorbeeld meer rivierdalen en rivierduinen in het landschap ontstaan’, licht Teunissen toe. Dit nieuwe landschap zou weer leefruimte bieden voor zowel de nieuwe als de al aanwezige plant- en diersoorten. Zodoende maakte de landbouw om praktische redenen steeds meer plaats voor nieuwe natuur. Van eentonig agrarisch landschap veranderde de Ooijpolder daarmee in het idyllische recreatiegebied dat nu zo door de gemeente Nijmegen en haar inwoners wordt gekoesterd.

Ooijpoort

Zowel de waardering voor de Ooijpolder als de drukte in het gebied kregen met de coronacrisis een aanzienlijke impuls. Teunissen zag het aantal bezoekers dat naar de polder kwam voor rust en ontspanning aanzienlijk stijgen. Hoewel mensen zich dus wel bewust lijken te zijn van de fijne ervaringen die de natuur kan bieden, gaat dat bewustzijn niet altijd gepaard met het meest voorbeeldige gedrag. ‘Er gebeuren soms dingen die in dit gebied eigenlijk niet mogen’, stelt Teunissen. Als voorbeeld noemt hij dat mensen hun honden overal los laten lopen, waardoor bepaalde vogelsoorten in hun rust worden gestoord. Hierdoor hebben bezoekers dus onbedoeld een nadelige invloed op de omgeving die ze zo waardevol vinden. ‘Dat soort problemen had je altijd al, maar dit jaar kwam het veel meer voor’, licht de teamleider toe.

Een ander probleem dat met de drukte in het gebied in grotere mate voorkwam, is het afval dat mensen achterlaten. Vooral op de strandjes aan de rand van de Ooijpolder bleef in de zomer regelmatig veel rommel slingeren. Naast dat dit afval de natuur inwaait en een gevaar kan vormen voor bepaalde dieren, ontsiert het ook het landschap. Dit komt de recreatieve waarde van het gebied volgens Teunissen niet ten goede. Hij verzucht: ‘Het hoort natuurlijk niet dat mensen dat afval laten rondslingeren, maar hoe laat je tot mensen doordringen dat ze dat niet moeten doen – zeker wanneer ze stomdronken zijn als ze op dat strandje liggen?’ Staatsbosbeheer probeert het recreanten makkelijk te maken door bij ingangen van het natuurgebied afvalzakjes op te hangen, maar helaas maken niet alle bezoekers hier even trouw gebruik van.

De natuur om de hoek

Ook op andere plekken in Nederland waren de natuurgebieden afgelopen voorjaar drukker dan anders. Volgens omgevingspsycholoog De Vries is die belangstelling in normale tijden veel minder aanwezig. ‘Mensen besteden gemiddeld maar een klein deel van hun vrije tijd in bossen en natuurgebieden’, zo stelt hij. Volgens De Vries speelt de afstand die mensen moeten afleggen om bij een natuurgebied te komen daarbij een belangrijke rol. ‘300 à 500 meter lopen, vinden mensen al gauw te ver’, licht de onderzoeker toe. Volgens hem moeten gemeenten zich daarom niet uitsluitend richten op natuurgebieden buiten de stad, maar ook op het op peil houden van natuurplekjes binnen de stedelijke omgeving. ‘Een stukje natuur dat in de eigen woonomgeving ligt, kan veel belangrijker zijn voor iemands mentale gesteldheid dan een bos’, aldus De Vries. Hoewel het gevoel er even tussenuit te zijn sterker kan zijn in de buitengebieden, is het de vraag hoeveel stedelingen hier met regelmaat naartoe gaan. ‘Als mensen maar zes keer per jaar een boswandeling maken, kun je je afvragen in hoeverre dat hun welzijn wezenlijk beïnvloedt’, stelt De Vries. ‘Voor een stedeling is een nabijgelegen stadspark daardoor wellicht waardevoller dan een verder gelegen bos.’

‘Er moet worden gezorgd voor goede verbindingen naar buitengebieden.’

De Bizonbaai

Ook in Nijmegen is de drempel om de Ooijpolder te bezoeken in bepaalde wijken mogelijk hoger dan voor mensen die in het centrum wonen. Naast het onderhouden van stadsparken, zet de gemeente daarom ook in op het groen houden van het straatbeeld. Volgens De Vries kan dergelijke binnenstedelijke natuur door toenemende woningbouw echter onder druk komen te staan. ‘Dat is een probleem dat naar mijn mening niet altijd voldoende wordt erkend’, betoogt hij. ‘Door stedelijke verdichting kan de toegang tot groen voor sommige inwoners aanzienlijk verminderen.’

Aangezien woningbouw in veel steden onvermijdelijk tot verdichting zal leiden, blijft er volgens De Vries een belangrijke rol weggelegd voor buitengebieden. ‘Alleen moet dan wel worden gezorgd voor goede verbindingen naar die buitengebieden, zodat het voor inwoners gemakkelijk is om daar te komen.’

Ongeacht de toegang tot binnenstedelijk of buitenstedelijk groen, zal het gure weer er de komende tijd voor zorgen dat mensen de natuur nog minder opzoeken. Hoewel de lage temperaturen niet uitnodigen tot urenlange boswandelingen, staat nog steeds vast dat alleen al het uitzicht op natuurgroen een mentale oppepper kan geven. Daarmee is het groen in het straatbeeld de komende tijd wellicht even belangrijk als de uitgestrekte Ooijpolder. Of de belangstelling voor de Ooijpolder ook na de coronacrisis standhoudt? Teunissen is positief: ‘Mensen zijn tijdens de crisis misschien wel meer de waarde gaan inzien van hun omgeving of hebben die zelfs voor het eerst ontdekt.’ De Vries is wat dat betreft pessimistischer: ‘Ik vraag me af of het enthousiasme voor natuuractiviteiten aanhoudt als alles weer normaal is. Als mensen op vakantie kamperen, nemen ze zich vaak voor om na de vakantie ook meer de natuur in te gaan. Toch zie je doorgaans dat er van die ambities een maand later weinig over is.’ De toekomst zal dus moeten uitwijzen of de recente natuurliefhebberij van veel Nijmegenaren eenzelfde lot is beschoren als de meeste nieuwjaarsvoornemens.

Mookerheide

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen