Wie: Paul van der Velde, hoogleraar Vergelijkende Godsdienstwetenschap
Stijl: Aziatisch extravagant
Hoe zou u uw stijl omschrijven?
‘Mijn stijl is tijdloos in beide zinnen van het woord: de kleding moet lang meegaan en ik stem het niet af op de modegrillen van het moment. Voor mijn werk ben ik veel in Azië, dus ik weet uit eerste hand hoe de werkomstandigheden zijn voor mensen in landen als Bangladesh. Daar wil ik niet medeverantwoordelijk voor zijn. Liever koop ik daarom kledingstukken die van een betere plek komen. Deze kleding is vaak ook van hogere kwaliteit. Een win-winsituatie dus.
‘Naast tijdloosheid vind ik het belangrijk dat mijn kleding uniek is en dat ik er op een bijzondere manier aan ben gekomen, waardoor er een interessant verhaal aan vast zit. Ik hou van kledingstukken met een aparte pasvorm en van uitbundige kleuren. Vroeger combineerde ik hele wilde kleuren regelmatig met elkaar. Ik vind echter dat dit maar kan tot een bepaalde leeftijd, die ik inmiddels ben gepasseerd. Daarom volg ik nu de regel: één felle kleur, of één opvallend stuk, en voor de rest zwarte kledingstukken.’
Een uitgesproken stijl, wat zijn uw inspiratiebronnen?
‘Dat zijn er een heleboel. Veel van mijn inspiratie komt van personen in Aziatische culturen, zoals de Indiase adel en Nepalese kleermakers, maar ik zoek het ook dichter bij huis. Ik ben bijvoorbeeld groot fan van het merk La Haine Inside Us, die hebben een winkel in Maastricht waar ik regelmatig veel te veel geld uitgeef. Andere inspiratie komt van excentrieke designers als Pharrell Williams, de broeken met bizarre printjes die hij voor G-star heeft ontworpen heb ik bijna allemaal. Uit het verre verleden haal ik veel inspiratie uit iconen als Fong Leng en Mathilde Willink. Daarnaast wordt mijn kledingstijl vaak vergeleken met die van televisiepresentator Splinter Chabot. Dat hij een inspiratiebron voor mij zou zijn is echter een misverstand. Ik was namelijk eerst!’
U bent voor uw werk veel in Azië. Haalt u daar ook kleding vandaan?
‘Ja! Veel van mijn kleding komt uit Azië. Als ik in Kathmandu ben, ga ik bijvoorbeeld bijna altijd langs bij een bevriende kleermaker. Ook op andere plekken ken ik kleermakers, dat zijn geweldige vakmensen. Soms koop ik iets van hun lijn, maar vaak denk ik zelf mee over het design of neem ik stoffen uit heel Azië mee. Het is een keer voorgekomen dat ik een jasje liet maken in India en dat de kleermaker het zo’n goed idee vond dat hij me een extra jasje cadeau deed als hij mijn creatie in de productie mocht nemen. Naast kleding heb ik veel accessoires uit Azië, ik heb bijvoorbeeld een armband met 26 smaragden, gekregen van een adellijke mevrouw uit India. Al mijn accessoires zijn Aziatisch behalve mijn horloge, die komt gewoon van de markt en kostte maar 14 euro. Horloges moeten wat mij betreft zo groot mogelijk zijn. Het liefst wil ik er eentje waar een koekoek uit tevoorschijn komt maar die heb ik nog niet gevonden. De lezers moeten het maar laten weten als ze er eentje vinden.’
Wat zijn kledingtips die u zou willen meegeven aan studenten?
‘Als je niet goed weet welke kleuren bij elkaar passen, moet je in de natuur kijken. Sommige vogels zijn misschien een beetje ‘overdressed’, maar kleurencombinaties gaan in de natuur zelden verkeerd. Natuurlijk zullen er altijd zuurpruimen zijn die je kleding alsnog niks vinden, je hebt immers ook mensen die bloemen lelijk vinden. Sommige mensen zoeken gewoon altijd iets om over te zeuren. Ik vind dat elke dag een reden heeft om gevierd te worden. Als je ’s ochtends voor de spiegel staat moet je maar zo denken: je moet het leven zelf aankleden, want dat gaat niemand voor je doen!’
Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 12.