Home Artikelen Wist je dat… Nijmegen al een universiteit had vóór de Radboud Universiteit?

Wist je dat… Nijmegen al een universiteit had vóór de Radboud Universiteit?

door Ellen Theuws

Duizendpoten hebben maar tientallen poten, er zitten meer bacteriën in je mond dan er mensen op aarde rondlopen en als je je rechteroog sluit kun je nooit over je rechterschouder kijken. In Wist je dat lees je weetjes waarvan je niet wist dat je ze wilde weten. Deze keer: Wist je dat Nijmegen al een universiteit had vóór de Radboud Universiteit? 

De campus van de Radboud Universiteit (RU) heeft zo zijn pluspunten. Alles ligt namelijk lekker dicht bij elkaar waardoor je tussen colleges door je je stappenaantal niet te ver omhoog hoeft te krikken. Toch wens je soms dat de campus midden in het stadscentrum zou liggen. Als je na een lange dag papers lezen in de Universiteitsbibliotheek naar de fietsenstalling slentert, zou je soms graag rechtstreeks de kroeg in willen kunnen rollen. Als je vierhonderd jaar geleden was gaan studeren in Nijmegen was dit veel makkelijker geweest. Tussen 1655 en 1680, eeuwen voordat de huidige universiteit werd opgericht, struinden er namelijk al studenten over de Grote Markt en langs de Waal. Deze zeventiende-eeuwse studenten studeerden aan de eerste Nijmeegse universiteit: de zogeheten Kwartierlijke Academie van Nijmegen. 

Van prestige tot de pest

Jan Brabers, universiteitshistoricus aan de RU, legt uit waarom de Kwartierlijke Academie tot stand kwam en hoe deze vijfentwintig jaar lang functioneerde. De universiteit werd opgericht omdat het Nijmeegse stadsbestuur prestige wilde vergaren. ‘In Harderwijk was iets eerder een universiteit opgericht. In Nijmegen werd opgemerkt dat dit status met zich meebracht’, vertelt Brabers. Na oprichting boekte de Academie al snel succes door een van de belangrijkste hoogleraren van Harderwijk, Petrus de Greve, over te kopen. ‘Zo ging dat toen, hoogleraren lieten zich lokken door geld van andere universiteiten. Je kunt het vergelijken met hoe dat tegenwoordig gaat met voetballers.’ Een goede hoogleraar trok vervolgens studenten naar een universiteit. ‘Een essentieel deel van wat een universiteit destijds prestige gaf, waren namelijk de hoogleraren.’ Daarnaast nam een hoogleraar ook zijn eigen studenten mee wanneer hij van universiteit wisselde. ‘Het groepje studenten op de Academie was overigens niet groter dan zeventig, maar dat was normaal voor die tijd. Een universiteit was immers enkel bedoeld voor jongens, afkomstig uit de bovenlaag van de maatschappij’, legt Brabers uit. De universiteit bood alle vakken aan die destijds op universiteiten werden gedoceerd: rechten, theologie, geneeskunde en letteren.

‘Een universiteit was enkel bedoeld voor jongens afkomstig uit de bovenlaag van de maatschappij.’

Hoewel de eerste jaren veelbelovend waren, mocht het succes niet lang duren. ‘De eerste grote tegenslag was de pest, die zo’n tien jaar na het oprichten van de Academie in Nijmegen uitbrak’, legt Brabers uit. Studenten en hoogleraren raakten besmet of vluchtten. ‘Daarna kwam het Rampjaar 1672, toen de Fransen onder andere Nijmegen veroverden’, vervolgt hij. De stad verviel ten gevolge hiervan in armoede, waardoor het stadsbestuur de universiteit en haar hoogleraren niet meer kon betalen. De Academie werd daarom, ondanks haar voorspoedige beginjaren, nog geen 25 jaar na haar oprichting opgeheven. 

Meer verschillen dan overeenkomsten

Pas in 1923 kreeg Nijmegen een nieuwe universiteit: de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN), nu de Radboud Universiteit. De twee universiteiten zijn in veel opzichten tegenpolen. ‘De huidige universiteit werd gesticht als katholieke universiteit, als paradepaardje van de katholieke emancipatie’, vertelt Brabers. ‘De Kwartierlijke Academie was juist het tegenovergestelde, het was een calvinistische universiteit.’ Dit hield in dat zowel hoogleraren als studenten calvinistisch moesten zijn. Katholieken werden niet op de universiteit toegelaten. Een ander verschil was dat de KUN bekostigd werd door katholieken in heel Nederland, terwijl de Kwartierlijke Academie enkel werd gefinancierd door de stad Nijmegen. 

De locaties van de twee universiteiten waren ook heel verschillend. Waar de RU tegenwoordig een campus buiten het centrum heeft, lag de Kwartierlijke Academie in hartje Nijmegen. Sommige van deze locaties bestaan nog steeds. ‘De universiteit was grotendeels ondergebracht in de Commanderie van Sint Jan. Dat is het gebouw waar nu café De Hemel zit. Ook de universiteitspoort is nog steeds te zien op de Gedeputeerdenplaats naast het stadhuis’, vertelt de universiteitshistoricus enthousiast. ‘De snijzaal voor geneeskundestudenten was in de boog van de Grote Markt naar het Sint Stevenskerkhof.’ Dit brengt Brabers bij een opvallende overeenkomst tussen de Academie en de RU. De Academie hield zijn grote ceremonies in de Sint Stevenskerk, net als de RU tegenwoordig doet. Brabers: ‘Dat zegt misschien vooral iets over het belang van de Stevenskerk voor Nijmegen, maar het is wel bijzonder: een kerk die dezelfde functie heeft gehad voor twee verschillende universiteiten.’

‘De universiteitspoort is nog steeds te zien op de Gedeputeerdenplaats naast het stadhuis.’

Het vijfenzeventigste lustrum? 

De RU is een van de jongste universiteiten van Nederland, maar zou kunnen worden gesteld dat Nijmegen met de Kwartierlijke Academie eigenlijk een bijna vierhonderd jaar oude universiteitsstad zijn? Brabers vertelt dat veel universiteiten in Nederland de geschiedenis naar hun hand zetten om hun oprichtingsdatum verder terug de tijd in te schuiven. ‘De Universiteit van Amsterdam heeft bijvoorbeeld een officiële oprichtingsdatum in de zeventiende eeuw, maar is eigenlijk pas echt een universiteit sinds 1876. Er wordt voortdurend gesjoemeld’, stelt Brabers. Zou de RU in plaats van haar twintigste, binnenkort al haar vijfenzeventigste lustrum kunnen vieren? Roelof de Wijkerslooth, voormalig collegevoorzitter van de RU, zag het ook wel zitten om de Kwartierlijke Academie voor een dergelijke eeuwenlange ontstaansgeschiedenis in te zetten. Volgens Brabers is dit echter te vergezocht: ‘Het gat in de tijd en de verschillen tussen de universiteiten zijn daarvoor veel te groot.’ Toch zou het volgens Brabers mooi zijn als de RU meer zou doen om deze geschiedenis te bewaren. ‘Er is namelijk geen enkele reden om erover te zwijgen.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen