Duizendpoten hebben maar tientallen poten, er zitten meer bacteriën in je mond dan er mensen op aarde rondlopen en als je je rechteroog sluit kun je nooit over je rechterschouder kijken. In Wist je dat lees je weetjes waarvan je niet wist dat je ze wilde weten. Deze keer: Wist je dat vrouwelijke Kamerleden bondiger spreken?
De politieke junkies onder ons zullen het herkennen als ze het zoveelste fragment van een debat aan het bekijken zijn: Hugo de Jonge is aan het woord en vijf minuten later is hij dat nog steeds. Tussendoor zet je een kop koffie en als je terugkomt, staat hij nog steeds bij de microfoon. Het lijkt erop dat hij niet kan ophouden met praten en er is geen speld tussen te krijgen. Het is echter de vraag of hij inhoudelijk zinvol is of dat hij slechts veel woorden gebruikt. Dat is ook bij Kamerlid Daniel Koerhuis, bekend van de nogal herhalende slogan ‘bouwen, bouwen, bouwen’, het geval. Het lijstje van spraakwatervallen in de Kamer is ook vooral gevuld met mannen. Dat is geen toeval, want uit onderzoek blijkt dat vrouwelijke politici bondiger spreken dan hun mannelijke collega’s.
Vijf woorden per spreekbeurt
‘Per keer dat ze praten, zeggen vrouwelijke Kamerleden gemiddeld vijf woorden minder dan mannelijke Kamerleden’, vertelt Rein Wieringa, afgestudeerd in Politicologie aan de Radboud Universiteit en inmiddels journalist bij NRC, over zijn onderzoek. Wieringa heeft dit opgemaakt uit een dataset waarin alle gesproken tekst in plenaire debatten van de Tweede Kamer tussen 2013 en 2020 staat.
Het belang van het onderzoek is volgens de journalist dat we niet alleen naar zetels kijken als we het hebben over gendergelijkheid. ‘Dat vrouwen minder lang doorpraten dan mannen laat zien het ook uitmaakt hoe Kamerleden hun zetel inzetten’, voegt Wieringa daaraan toe. Uit eerder onderzoek van NRC blijkt namelijk dat er een Kamerlid van de PVV, Gabriëlle Popken, in heel 2019 slechts drie woorden heeft uitgesproken tijdens plenaire debatten.
Mannen als veelsprekers
Een van de mogelijke verklaringen voor het verschil tussen mannen en vrouwen is volgens Wieringa dat fractievoorzitters vaker het woord voeren tijdens grote debatten. Bij deze debatten is er meer spreektijd en praten zij vaak uitvoeriger dan bij kleinere debatten. Aangezien er tot op de dag van vandaag meer mannelijke dan vrouwelijke fractievoorzitters zijn, zou het verschil in gesproken woorden daardoor kunnen komen. ‘Het blijkt echter dat het verschil tussen mannen en vrouwen blijft bestaan als je fractievoorzitters meeneemt in het onderzoek’, stelt Wieringa.
Vrouwelijke Kamerleden krijgen mogelijk ook meer interrupties om de oren dan hun mannelijke collega’s. Bij een interruptie wordt een spreekbeurt opgebroken, waardoor deze korter is en het gemiddelde aantal gesproken woorden per spreekbeurt omlaag gaat. Door het totale aantal gesproken woorden van een Kamerlid tijdens een debat op te tellen, is hier meer inzicht in te verkrijgen. Het blijkt echter dat het verschil tussen mannen en vrouwen ook blijft bestaan als het totale aantal woorden per Tweede Kamerlid tijdens een debat wordt meegeteld. In een heel debat zeggen een vrouwelijk Kamerleden namelijk honderdtwintig woorden minder dan hun een mannelijke collega’s.
Afhankelijk van het thema van het debat kan dat verschil flink worden verkleind. Wieringa geeft als voorbeeld een debat over een zorgthema en een debat over financiën. Bij een zorgthema waren er tijdens de afgelopen kabinetsperiode meer vrouwelijke woordvoerders, terwijl er bij een debat over financiën meer mannelijke woordvoerders waren. Hoewel het verschil op een dag dat het over zorg gaat kleiner wordt, praten mannelijke Kamerleden ook op een dergelijke thema meer dan vrouwelijke. Dit verschil is dus afhankelijk van de manier waarop de thema’s, de zogenaamde portefeuilles, zijn verdeeld onder Kamerleden.
Bondiger en beter?
‘Het is ook nog mogelijk dat vrouwelijke kamerleden net zo veel kunnen zeggen als mannen in minder woorden’, vertelt Wieringa. Het zou volgens de alumnus evengoed kunnen zijn dat vrouwen in minder woorden beter een punt kunnen maken dan hun mannelijke collega’s. ‘Hugo de Jonge zegt bij wijze van spreken drie keer zoveel woorden om hetzelfde punt te maken’, geeft de journalist een voorbeeld. Dat vrouwen in plenaire debatten gemiddeld vijf woorden eerder stoppen met praten, hoeft volgens Wieringa dus niet te betekenen dat ze ook minder te zeggen hebben.
Gelijkheid gaat kortom niet alleen om het vullen van een stoel, maar ook om de bijdrage aan het debat. Dus als je Hugo de Jonge weer hoort zwetsen of Daniel Koerhuis een woord hoort herhalen, denk dan niet alleen goed na of er een man of een vrouw spreekt, maar luister ook goed naar de inhoud en bekijk hoeveel ze aan het woord zijn.
Ben je benieuwd naar andere feitjes? Deze lees je hier.