Er is al zo veel negativiteit in de wereld, dat mensen best wat meer positiviteit kunnen gebruiken. Student Nederlandse Taal en Cultuur Marieke Camps bekijkt de dingen graag optimistisch en schrijft over wat er gebeurt als je (soms iets te) optimistisch in het leven staat.
Na twee wilde weken, zoals dat gaat als je met vrienden op vakantie gaat, besloot ik deze zomer ook een week terug te vliegen naar de warmte onder de ouderlijke vleugels. Al drie jaar woon ik nu op mezelf. Niet zo gek dus dat ik me graag overgaf aan de gedachte van niet door mezelf gezette koffie drinken in de Italiaanse zon. ‘Gezellig!’ dachten mijn ouders. ‘Chill!’ dacht ik uiteraard, in al mijn optimisme. Eindelijk even niks doen, samen koffie drinken, samen koken en, na de eerste vriendelijke uren dan toch onvermijdelijk: samen ruzie maken.
Dus, hoe overleeft een al drie jaar op zichzelf wonende student een week lang op vakantie met de ouders?
Allereerst moet je niet vergeten dat je ouders geen ‘studentikoos’ spreken (hun woorden, niet de mijne). Woorden als ‘daten’, ‘adjes trekken’ en ‘ff chillen’ zijn onbegrijpelijke concepten die rare blikken en vreemde gesprekken opleveren. Je ontwikkelde studentenjargon moet plaatsmaken voor je ontgroeide thuisthuistaalgebruik. Het is mij nog steeds een raadsel welke bewoording mijn ouders gaven aan het ‘samenzijn tijdens hun ontluikende liefde om te kijken of het potentie had om een relatie te worden’. Al ontstijgt de moderne student het woord ‘daten’ inmiddels ook met onze uiterst genuanceerde twarrel-tot-prela-rangschikking in daten.
Daarnaast is het belangrijk om jezelf eraan te blijven herinneren dat ouders jou niet dagelijks hebben zien veranderen tot de persoon die je nu bent. Dus: accepteer dat zij jou het liefst nog behandelen als een puber die net iets te onuitstaanbaar is om geduldig mee om te gaan. Dit betekent dat je niet bij de pakken neer moet gaan zitten als je gesnauw terugkrijgt op een vrij normale vraag – het zijn maar ouders, denk ik maar zo. Jij vergeet ook wel eens dat je je ouders best eens kunt helpen met de afwas, aangezien je dat in Nijmegen sowieso elke dag moet doen in je smerige studentengootsteen waar de etensresten van jouw huisgenoten zich heerlijk vermengen met jouw ogenschijnlijk schone afwaswater.
Buiten het fijne gevoel dat al je eten voor je wordt betaald en je rekening dus niet drie keer zo snel leeg loopt op vakantie, voelde ik me de eerste dagen bij mijn ouders een beetje verdwaald. Ik betrapte mezelf erop dat ik me in de kleine dingen weer precies zo ging gedragen als toen ik nog thuis woonde. Zo irriteerde ik me aan simpele vragen van mijn ouders en maakten we ruzie om het eten, om vervolgens tijdens het eten nodeloze discussies te voeren. Blijkbaar nam ik moeiteloos de rol aan die ik vroeger had. Het is best gek eigenlijk, dat mensen zo makkelijk een andere rol aannemen gebaseerd op de situatie waarin ze zich bevinden. In het ouderlijk huis ben je het ‘kind’ met de daarmee verbonden patronen van het gezin. In een studentenhuis ben je de ‘huisgenoot’ en op vakantie met vrienden ben je de ‘vakantiegenoot’.
Het is dan ook niet gek dat ik me verdwaald voelde, begrijp ik nu. Deze rol van kind heb ik al zo lang niet meer aangenomen dat ik hem ben ontgroeid. Ik paste niet meer in het hokje waar ik in het hoofd van mijn ouders nog steeds in zit. Het voelt vreemd, weer iemand worden die je al lang niet meer bent. Iemand die ik in Nijmegen juist heb losgelaten, weggeblazen en uitgezwaaid. Ook een paardenbloem laat zichzelf los, om op andere plekken opnieuw op te bloeien.
Mijn uitgezwaaide bloemblaadjes was ik kwijt, en toen ik ze bij mijn ouders weer terugvond, pasten ze niet meer op mijn bloemknop. Dat is niet gek, weet ik nu. Een nieuwe bloem kán de oude bloem niet zijn.
Dus, eh, hoe heb je een week met je ouders nou eigenlijk overleefd? Tja, ondanks de gezelligheid was een hele week wel weer erg optimistisch…