Een camping waar je de drukte van de stad ontvlucht, vlakbij de bossen gezellig je tentje opzet met je geliefde en doet alsof de enige problemen die er echt toe doen de tochtjes naar het toiletgebouw zijn met wc-rollen en sokken in badslippers. De camping van Maartje Wortel is er zo een, je zou er bijna zelf heen willen gaan. Bijna.
Camping is een roman vermomd als verhalenbundel: een gezellige verzameling levensverhalen waarbij je jezelf een voyeur waant in een uitklapstoeltje. Alle andere campinggasten lopen langs je, je bestudeert ze haast als een bioloog, maar ze écht vatten doe je niet. Wortel valt gelijk met de deur in huis: ‘Victorien had de kanker met haar blote handen gevoeld.’ Even lijkt het erop dat we een tragisch liefdesverhaal gaan volgen, maar net als de rest van de roman, nemen we vooral veel onverwachte afslagen.
Oude liefde roest niet
Eén van de eerste afslagen die we maken is Victorien die wordt verlaten door haar vrouw – verrassing: ze gaat niet dood – en in een poging tot wraak een camping koopt en daarmee de droom van haar oude geliefde steelt. Ze mag alles houden: het stuk bos, het zwembad, en ook de voormalige eigenaren, twee zussen die al hun hele leven op de camping wonen, horen bij het totaalpakket.
Dat leven op de camping bevalt Victorien wel, een vriendelijke knik en niemand aan wie ze iets verschuldigd is. Ze kijkt niet op van een drugsdealer of de zoveelste affaire. Het voelt schrijnend, zinnen die je breken laten je ook lachen. Onder de simpele taal gaat verrassend veel informatie schuil, iets waar Wortel bedreven in is. Zo wist ze in haar eerdere roman Dennie is een star in een verhaal over een kat, de ongewone gebruiken en beklemmende gedachten van hoofdpersoon Ted te laten doorsijpelen. Het zorgt er in Camping voor dat het boek net zo snel voorbij gaat als een fijne vakantie, maar de gedetailleerde beschrijvingen en feitjes maken het verhaal tastbaar en echt.
We zijn allemaal tijdelijke gasten
Voor veel personages voel je als lezer vanzelf liefde en medelijden, waarom kijkt niemand naar hen om? Dat gevoel is een rode draad, de personages in Camping leven allemaal langs elkaar heen. Wortel lijkt ons hiermee een spiegel voor te willen houden. Dat de eigenaresse van de camping foto’s maakt van de dorre plekken gras waar tentjes hebben gestaan en deze serie ‘We zijn er geweest’ noemt, verwijst niet enkel naar onze tijd op aarde, maar tevens naar het einde van de aarde zelf. Doordat niemand ziet waar ze zich echt bevinden en met wie ze te maken hebben – en of ‘de ander’ er überhaupt is – loopt het met Camping en haar personages kort gezegd niet goed af.
De personages op Wortels kampeerterrein dragen allemaal een vraag over een maatschappelijk probleem met zich mee: de wooncrisis, vluchtelingencrisis, de rol van kunst in deze tijd, de klimaatcrisis, wat liefde nou eigenlijk is in deze eeuw, ze komen allemaal terug op de camping als vragen waar de schrijver zelf ook mee lijkt te zitten. Voor de lezer kan dit nogal rauw op het dak vallen. Een analogie van de ondergang van onze levens, daar vroegen we niet om. Juist door de bijna banale vertelwijze van Wortel worden we als lezer met onze neuzen op de feiten gedrukt: we zijn allemaal tijdelijke gasten.
Hoewel het opvallend is dat de stemmen van een jonge vluchteling, een oude BN’er en een vrouw van middelbare leeftijd allemaal hetzelfde klinken – alsof ze één garderobe aan vertelregisters delen – ontstaat er juist daardoor een prettige eenheid. Iedereen klinkt als Maartje Wortel, en dat is misschien vreemd, maar tegelijkertijd voelt het vertrouwd: een alwetende verteller. Wortel schrijft met een zekere lichtvoetigheid, haar zinnen zijn kort en scherp. Maar dan ineens is daar een rare kronkel, een wending, een grapje. Het is dat onverwachte dat telkens je aandacht vasthoudt.
Cli-fi met een twist
Het is lastig om niet meegezogen te worden door Wortels gevoel voor humor en haar excentrieke personages. Toch is het belangrijk om te onthouden dat Camping bovenal een cli-fi-roman is: climate fiction. Onder de laag van grappen en licht absurdisme schuilt een urgente boodschap. De toekomst van onze planeet ligt als een schaduw over het verhaal, sluimerend, maar niet minder dreigend. Een van de campingzusjes vult haar dagen met het opzetten van dieren, alsof ze daarmee een laatste poging doet om de biodiversiteit te conserveren voor het onvermijdelijke uitsterven.
Wortel steekt een vinger op, geen moralistische preek, maar een knipoog die je ondanks het luchtige tempo aan het denken zet. Haar boodschap raakt, maar dankzij haar scherpzinnige stijl en speelse schwung voelt het nooit belerend. Het is die balans tussen humor en ernst die Camping boven het genre laat uitstijgen – precies zoals je dat van Wortel mag verwachten.