ANS bestaat dit jaar dertig jaar. In een doorloopverhaal vertelt telkens een andere schrijver op geheel eigen wijze de veelzijdige geschiedenis van ANS. Deze keer: de Ondergang.
Tekst: Aline Arts
Illustratie: Carmen Groenefelt
Ik woelde met mijn hand door zijn donkere krullen. Geïrriteerd trok hij zijn wenkbrauwen op en boog zijn hoofd onder mijn vingers vandaan.
‘Ach, zo’n ramp is het niet. Jullie gaan er niet dood aan,’ probeerde ik. Flitsende blikken mijn kant op. Schouderophalend lepelde ik koffie uit de Alex Meijer-bus en liet mijn halvelitermok vollopen. Inmiddels vond ik moeiteloos mijn weg naar de koffieautomaat tussen stapels gekreukt papier, neonroze gestifte artikelen en vergeten memoblaadjes met waarschijnlijk vergeten boodschappen. Achterin een kast vol afgekloven pennen ontdekte ik zakjes suiker en een verdwaald, smerig lepeltje. Ik baande me een weg naar de wasbak. De donkerbruine krullen staken inmiddels mokkend boven een bejaarde Macintosh uit.
‘Willem?’ Mijn hoofdredacteur had het zwaar met onze verhuizing, ik was de tel van het aantal kwade mailtjes naar SNUF al kwijt. ‘Het gaat gewoon niet werken! We worden verdomme opgesloten in naar oud zweet en nieuwe sportschoenen stinkende kerkers, ver van het bruisende universiteitsleven. TvA 5 is daarmee vergeleken de hemel!’ Ik kon een grinnik niet onderdrukken, wat me opnieuw bliksemschichten en donderslagen opleverde vanuit Willems hoek.
‘Dramaqueen. Verhuis de tafel, smijt wat floppies in de rondte, laat wat peuters met vingerverf los op de muren en je hebt je hemel terug. Dat bruisende universiteitsleven bestaat vooral op basis van koffie, dus als je deze bus meeneemt volgen de studenten vanzelf. En anders bruisen we er zelf wel op los. Bart, Mark en Michel zijn ook ooit begonnen in een fantasieloos lokaal.’ Toen ik dit zei, had ik de schetsen van de nietszeggende nieuwbouwkantoren nog niet gezien. Misschien had ik dan wat minder makkelijk gedacht over onze georganiseerde chaossfeer. Willem was opgestaan.
‘In plaats van ons weg te jagen hadden ze ook gewoon dat ongebruikte SIAM-kantoor als lesruimte kunnen opeisen,’ was zijn enige reactie. Mopperend sloeg hij deur achter zich dicht.
Omringd door mompelende, verhitte of teleurgestelde stemmen gaf ik een vastgelopen Macintosh een dreun en duwde mijn floppy erin. Hoewel de redactievergadering al half begonnen was, ontbrak het mijn artikel nog aan een paar laatste zinnen. Vandaag konden zelfs drie koppen koffie en twee bananen mijn concentratie niet verhogen. In die bananen had ik eigenlijk nooit geloofd. Willem was nog nergens te bekennen, wat me weer een paar brandende ogen in mijn rug scheelde. Soms vroeg ik me af hoe ik eigenlijk met die jongen bevriend was geraakt. Jaren bij ANS kunnen hun stempel zetten, denk ik. Op het moment dat het oude besje voor mijn neus eindelijk Word had bereikt, knalde de deur open.
‘Dames en heren! SNUF schrijft een verhalenwedstrijd uit “ter ere van de opening van de nieuwe locatie voor de universitaire gemeenschap”, zoals ze zo mooi weten te vertellen. Ik stel voor dat ANS deze wedstrijd wint!’ Zoals gewoonlijk veroorzaakte onze baas van schrik omgestoten theemokken. Hij greep een van de stoffige bureaustoelen.