In de serie ‘Dwaalsporen’ volgt filosofiestudent en dichter Hugo Pendavingh (22) de voetstappen en denkstappen van Nijmegenaren met een eigenaardig innerlijk leven. Aan de hand van hun waanbeelden en dwanggedachten komt hij langs bekende plekken, die zich van een heel nieuwe kant laten zien.
Eerste afdruk
Ik werd bleek en broos geboren
op een doek bezet met bloemen
en ik schreeuwde naar behoren
door het medische gezoem, en
alle zusters zuchtten smartend:
‘Wat een plaatje! Zo exact
hoe ‘t moet zijn – een kloppend hartje
uit de warmte weggepakt.’
Nu zou alles helder blijken,
dacht ik, gaand door ieders handen,
en ‘k probeerde goed te lijken
op de rol waar ik belandde;
goed te slapen, goed te eten,
in de wastafel in bad
– bij gebrek aan beter weten
werd ik wie men had verwacht;
droeg ik hun gekrompen kleren,
hun manieren in het klein, maar
zonder ooit de zin te leren
van hun tekens, of hun pijnlijk
uitgestrekte witte kamers
waar ik achterbleef. Men vroeg,
glimlachend: ‘vanwaar die tranen?
– zoveel leuks nog voor de boeg.’