Home Opinie & AchtergrondInterview Lachen om levensvragen

Lachen om levensvragen

door Redactie

Na twee succesvolle filosofische cabaretprogramma’s heeft cabaretier en filosoof Tim Fransen nu een boek uitgebracht. In Brieven aan Koos beschrijft Fransen de inzichten die hij opdeed terwijl hij de grote denkers nareisde die hem zo inspireerden. ‘Ik vind het troost bieden dat die grote filosofen ook maar gebrekkig en eenzaam bleken te zijn.’

Tekst: Jonathan Janssen
Foto’s: Maartje Roks

Dit artikel verscheen eerder in de derde editie van ANS.

Ironisch genoeg stelt de 1,96 meter lange Tim Fransen voor om ANS te ontmoeten in pannenkoekenhuis De Kabouterhut in Middelburg. ‘Kunnen jullie meteen zien hoe rock-‘n-roll het bestaan van een cabaretier is.’ Diezelfde avond treedt hij op in de plaatselijke schouwburg met zijn tweede show Het kromme hout der mensheid. Omringd door kabouterpoppen en met Nederlandstalige hits als Even aan mijn moeder vragen op de achtergrond trapt Fransen af met de stelling dat kabouter Dopey uit Sneeuwwitje en de zeven dwergen voor hem de belichaming van comedy is. ‘Het personage Dopey gaat over mislukken, maar ook over lachen. Dat is wat comedy is voor mij.’

De dertigjarige Fransen staat al twaalf jaar op het podium als cabaretier. Sinds zijn afstuderen als filosoof aan de Universiteit van Amsterdam heeft hij twee goed ontvangen cabaretprogramma’s gemaakt. Daarin wil hij laten zien dat filosofie voor ieders leven relevant kan zijn. In zijn eerste boek, Brieven aan Koos: avonturen van een zolderfilosoof, speelt filosofie wederom een belangrijke rol. Daarin beschrijft Fransen met droge humor hoe hij zijn filosofische helden achterna reist. Zo brengt hij een bezoek aan het geboortedorp van zijn favoriete filosoof Friedrich Nietzsche. Terwijl hij een pannenkoek met stroop naar binnen werkt, vertelt Fransen over zijn achtergrond als filosoof, het schrijven van het boek en de inzichten die hij op reis opdeed.

‘Ik vind het jammer dat de academische filosofie zo beperkt blijft tot de universiteit.’

TIm Fransen 2 450xPublieksfilosoof
Hoe is een filosoof bij het cabaret beland? Fransen antwoordt dat de vraag eigenlijk andersom moet worden gesteld. ‘Ik begon met comedy toen ik achttien was. De eerste jaren maakte ik vooral triviale grapjes, maar ik zocht naar diepere inhoud om over te vertellen. Ik had een soort intrinsieke behoefte om de wereld te begrijpen.’ Juist toen hij inzag dat er geen absolute waarheid is, kwamen filosofie en cabaret voor hem samen. ‘Als je op een gegeven moment accepteert dat er heel veel onzekerheid is, kun je daar misschien het beste mee omgaan door te lachen om de absurditeit van het leven.’

Ondanks dat hij cum laude afstudeerde, heeft Fransen nooit een carrière als universitair filosoof overwogen. ‘Ik vind het jammer dat de academische filosofie zo beperkt blijft tot de universiteit. Filosofie is relevant voor heel veel mensen, niet alleen voor een beperkt groepje academici. Hoogleraren discussiëren bijvoorbeeld over iets kleins als een alinea in een boek van de achttiende-eeuwse filosoof Jean-Jacques Rousseau. Als je zoiets niet kan vertalen op een manier die mensen aanspreekt of die voor hen relevant is, kan je je afvragen of die ideeën er überhaupt toe doen.’

De koers waar Fransen uiteindelijk voor heeft gekozen, de publieksfilosofie, wordt door academici regelmatig afgedaan als een oppervlakkig en versimpeld aftreksel van de colleges bij de opleiding filosofie. Dat dit niet zo hoeft te zijn, illustreert Fransen aan de hand van de in 2015 overleden filosoof René Gude. Gude deed in de media regelmatig filosofische uitspraken in begrijpelijke taal. ‘René liet zien dat filosofie geen zwaarmoedige zoektocht naar de waarheid hoeft te zijn, maar ook luchtig kan zijn en bruikbaar gereedschap biedt voor de omgang met het leven. Een publieksfilosoof moet niet alleen goed geïnformeerd zijn, maar filosofie ook goed kunnen overbrengen. Gude kon het grote publiek op een unieke manier aanspreken en beschikte tegelijkertijd over een enorme kennis van zaken.’

‘Mijn eerste gedachte was: wie zit er nou te wachten op een boek met brieven?’

Crisis
‘Na mijn afstuderen zat ik in een soort crisis. De structuur van mijn studie viel weg, comedy bood geen enkele regelmaat en ik was teleurgesteld in de filosofie, omdat de waarheid die ik zocht niet bleek te bestaan.’ Zijn vrienden Gude en theatermaker Koos Terpstra adviseerden Fransen om uit zijn comfortzone te stappen en op reis te gaan. De filosoof besloot daarop niet zomaar te gaan backpacken, maar zijn wijsgerige idolen na te reizen. Zo bracht hij een bezoek aan de bibliotheek in Londen waar Karl Marx zijn magnum opus Das Kapital schreef. ‘Om mijn indrukken van de reis goed te kunnen verwerken en te structureren schreef ik ze op in de vorm van brieven aan mijn vriend Koos. Hij kwam toen met het idee om die brieven te verwerken in een boek. Mijn eerste gedachte was: wie zit er nou te wachten op een boek met brieven?’

Toch kwam Fransen erachter dat hij zijn ideeën goed kwijt kan in de vorm van een boek. Bij het schrijven van het boek ervaarde hij meer vrijheid dan tijdens het schrijven voor zijn cabaretshows. ‘Ik zat niet vast aan theaterwetmatigheden, ik hoefde niet meer elke zoveel tijd met een grap te komen. Daardoor had ik meer mogelijkheden om uit te weiden over een bepaalde filosofie.’ Het schrijven leek uiteindelijk in veel opzichten op het werk als cabaretier. ‘Negentig procent van de tijd is een cabaretier bezig met schrijven, dat wordt vaak onderschat.’ Het verschil zit vooral in de connectie met het publiek. ‘Het voelt fantastisch wanneer je aan het lachen van het publiek merkt dat ze je grap begrijpen.’ Fransen voelt zich ook gelukkig als hij schrijft. ‘Lekker achter mijn computertje zitten, op gezette tijden koffie halen, hele dagen kunnen inrichten zoals ik het wil. Het schrijven van een boek smaakt zeker naar meer.’

Tim Fransen 450xDe gebrekkige mens
Fransen ontdekte op reis dat de denkers die hij bewondert nogal gebrekkige en eenzame mensen waren. Zo stierf de grote Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant waarschijnlijk als maagd, verwaarloosden Marx en Rousseau hun kinderen en deed Nietzsche de naam van zijn geboortedorp Röcken eer aan als buitensporige zelfbevrediger. ‘We horen alleen over de grootse dingen die ze hebben gepresteerd, maar nooit over de vaak immense worstelingen die daarachter schuilgaan. In eerste instantie zou je nog een beetje jaloers kunnen zijn op die mannen. De teksten van Nietzsche over hoe we ons lijden moeten overwinnen om tot grootse prestaties te kunnen komen, worden heel tastbaar als je weet hoe hij werd afgewezen door zijn grote liefde en soms dagenlang met migraine op bed lag.’

Een van de belangrijkste inzichten die Fransen opdoet tijdens zijn reizen is dan ook dat gebreken ons als mensheid verbinden. ‘Als wij onze kwetsbare kanten tonen, laten we zien dat we elkaar vertrouwen en dat vormt een band’, legt hij uit. ‘Het zijn onze prestaties die ons van elkaar onderscheiden. Iemand ontvangt letterlijk een “onderscheiding” wanneer hij iets bijzonders presteert. Op sociale media presenteren we ons van onze beste kant. Ik vertel ook op Facebook dat ik die en die prijs heb gewonnen. Ik zet er geen foto van mijn kalknagels op’, bekent hij lachend. Serieus vervolgt hij: ‘Ieder mens krijgt te maken met fundamentele gebreken als ouderdom en de dood. Dat schept een gevoel van gedeelde menselijkheid dat steeds meer nodig is door grensoverstijgende problemen als bijvoorbeeld klimaatverandering. Daar moeten we namelijk samen oplossingen voor bedenken. Desondanks verschuilen we ons steeds meer achter een onderscheidende nationale identiteit.’ In zijn laatste brief aan Koos roept Fransen de mensheid daarom op om meer compassie en solidariteit op te brengen, aangezien we allemaal gebreken hebben.

‘Het contrast tussen het hoogstaande en het ordinaire vind ik leuk.’

Couscoussalade
Naast filosofische vragen over mens en maatschappij stelt Fransen in zijn brieven ook luchtigere vragen. Zo vraagt hij zich af waarom mensen wijn drinken, terwijl druivensap eigenlijk veel lekkerder is. Zulke vragen komen ook naar boven wanneer de pannenkoeken worden geserveerd. ‘Wanneer zou de pannenkoek uitgevonden zijn? En hoe kwamen de holbewoners aan voldoende vitamine C, nu we al ons fruit uit verre oorden halen?’ Intellectuele en banale vragen en kwesties komen terug in zowel het boek als in zijn shows. ‘Het contrast tussen het hoogstaande en het ordinaire vind ik leuk, maar is vooral belangrijk omdat ik anders het idee heb dat ik mezelf te serieus neem. Het komt ook terug in mijn tweede show, als ik vertel dat ik evenzeer van de muziek van Beethoven als van de muziek van de componist van het Koningslied, John Ewbank, kan genieten.’

Zoals Fransens cabaretstijl niet in een bestaand hokje te plaatsen is, is zijn boek niet makkelijk in te delen in een literair genre. ‘Het staat nu in de boekhandel bij de literaire fictie, maar het is eigenlijk geen fictie. Bijna alles in het boek is waargebeurd. Bij de non-fictie zou het weer bij Sapiens en de kookboeken terecht komen, daar heeft het ook niks mee van doen.’ Een indeling bij de kookboeken blijkt toch minder vergezocht dan Fransen aanvankelijk dacht. ‘Ik beschrijf hoe ik tijdens een wandeling rond het Silvaplanameer op zoek ben naar grote inzichten, maar niet verder kom dan het idee dat ik vaker couscoussalade moet eten. Onlangs kreeg ik een bericht dat een lezer dat recept voor couscoussalade ook echt heeft gemaakt.’ Fransens boek biedt dus niet alleen filosofische instrumenten voor een beter leven.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen