Van aardvarkens tot zeekoeien, in de ecodisplays van Burgers’ Zoo in Arnhem leven tropische dieren en planten uit allerlei exotische oorden kriskras door elkaar. Welke uitdagingen komen kijken bij het nabootsen van de natuurlijke leefomgeving van deze dieren? ANS gaat op verkenningstocht en dompelt zich onder in de wondere wereld van de dierentuin.
Tekst: Edwin Jonkman
Foto’s: Syl Bogers
Dit artikel verscheen eerder in de vijfde editie van ANS.
Metershoge planten, tsjilpende vogels en op de achtergrond het gekletter van een waterval, in het nagebootste tropisch regenwoud van Burgers’ Zoo worden de zintuigen maximaal geprikkeld. De Bush behelst anderhalve hectare waar de exotische flora en fauna uit Afrika, Azië en Zuid-Amerika te bewonderen zijn. Een deel van de dieren, zoals hagedissen en vleermuizen, beweegt vrij door de hal, terwijl aardvarkens, capibara’s en kaaimannen een afgebakend verblijf hebben. Het idee van een ecodisplay, waar op kleine schaal de natuur wordt nagebootst, was bij de opening dertig jaar geleden uniek in Nederland en werd met de nodige scepsis ontvangen. Zelf de dieren opzoeken, in plaats van aapjes achter tralies bekijken, was een revolutionair concept. Inmiddels is de Bush een van de grootste publiekstrekkers van de dierentuin. Meer ecodisplays volgden, met de Mangrove, die vorig jaar is geopend, als nieuwste aanwinst. Hier is een tropisch droogbos uit het Caribisch gebied nagebouwd, inclusief een waterpoel voor zeekoeien. Of het gebied nu dertig jaar bestaat of net open is, bij het verzorgen van alle bijzondere dieren en planten komt een hoop kijken. ANS trekt de kaplaarzen aan en neemt een kijkje achter de schermen van de kunstmatige ongereptheid van Burgers’ Zoo.
Wormenpapje
Rond half negen ’s ochtends, nog voordat het park opengaat, is het etenstijd voor de vijf aardvarkens. Langzaam ontwaken de Afrikaanse zoogdieren uit een diepe slaap. Op het menu staat een papje van hondenbrokjes, fruit en wormen, aangelengd met warm water. In het wild eten aardvarkens met gemak duizenden termieten op een dag, maar die kan Burgers’ Zoo niet bieden, al was het maar omdat de insecten al het hout opvreten. ‘Dit is een prima vervanger’, legt hoofdverzorger Christiaan Luttenberg uit. Nadat hij de voerbak achter een bruingrijze, namaak termietenheuvel heeft neergezet, vallen de beesten na enige aarzeling aan. ‘Zo lijkt het aan de voorkant net alsof ze echt uit een termietenheuvel eten.’ Als ze tien minuten later hun buik rond hebben gegeten, graven de aardvarkens een gat waarin ze hun behoeften doen. Voldaan zoeken de beesten hun slaapplek weer op om vervolgens tevreden de ogen te sluiten.
Burgers’ Zoo, de enige dierentuin in Nederland die aardvarkens houdt, leidt een succesvol fokprogramma voor deze diersoort. Vorig jaar nog kwam een gezond aardvarkenjong ter wereld in de Arnhemse dierentuin. Samen met zijn moeder rust het jong in een apart verblijf. Een bijzondere prestatie, aangezien de beesten de ongelukkige eigenschap hebben nogal lomp te zijn. Klungelig beuken ze tegen elkaar en Luttenberg aan. ‘Ze doen wat ze willen en houden met niemand rekening’, grinnikt hij. Hoe komisch hun matige motoriek ook lijkt, er schuilt ook gevaar in. Het kan namelijk gebeuren dat het vrouwtje in de cruciale tijd na de geboorte weigert melk te geven of pardoes op haar jong gaat liggen, iets wat het jonge aardvarken zomaar fataal kan worden. Reden genoeg voor de dierentuin om een pasgeboren jong met extra zorg te behandelen. Een verzorger neemt het beestje de eerste weken mee naar huis om hem daar de fles te geven. Zodra de beesten volwassen zijn, kunnen ze gelukkig zorgeloos stoeipartijen voeren.
‘We willen liever niet dat de verzorgers knuffelen met de dieren.’
Terugtrekken in de Bush
De aardvarkens hebben hun eigen verblijf, maar het gros van de dieren in de Bush kan zich vrij bewegen door de hele hal. Een knalblauwe waaierduif die ineens uit de bosjes vandaan komt of een vleermuis die razendsnel voorbij scheert, het is een beestenboel van jewelste. Voor Burgers’ Zoo is het belangrijk dat alle dieren zo natuurlijk mogelijk kunnen samenleven, legt bioloog Willeke Huizinga uit. Als curator is zij verantwoordelijk voor het behoud van de planten en dieren in de Bush en Mangrove. ‘Dierenwelzijn is voor mij gewaarborgd als dieren hun natuurlijke gedragingen kunnen laten zien en daar ook een zekere keuze in hebben.’ Vergeleken met een regulier verblijf, omringd met hekken, zitten de dieren in de ecodisplays er volgens haar comfortabel bij. ‘Een vogel kan hier vrijer rondvliegen dan in een klein verblijf en besluit zelf wanneer hij iets gaat eten bij een van de vele voederplekken.’ Toch heeft de grootschaligheid van de Bush ook een nadeel, geeft Huizinga toe. ‘Het is zo dichtbegroeid dat het moeilijk is dieren te monitoren. Vogels laten bijvoorbeeld niet zien dat ze ziek zijn, want dat is een teken van zwakte’, vertelt ze. ‘Als je het beestje weet te pakken, is het negen van de tien keer al te laat.’
De dichte begroeiing is naast een ideale verstopplek voor vogels ook onderdeel van de Nederlandse botanische collectie. Plantenverzorger Ernst Kamphuis ontfermt zich over de talloze cactussen, cacaoplanten, dracaena’s en ander exotisch groen. Vol trots laat hij de lange rij kweektafels en hangplanten achter de schermen zien. ‘De zaadjes planten we hier buiten het bereik van vogels’, vertelt hij. ‘Zodra ze zijn uitgegroeid tot een levensvatbaar struikje, plaatsen we die beneden in de hal.’ Sommige planten doen er heel lang over. Zo hangen een paar orchideeën al ruim tien jaar in de kas. De meeste bezoekers gaan gelukkig goed om met het groen, maar soms wil het gebeuren dat iemand op een van Kamphuis’ levenswerken staat. ‘Dat hoort er nu eenmaal bij’, zegt hij enigszins schoorvoetend. Terug in de hal wijst hij de ene na de andere plant aan, elk met een eigen verhaal. ‘Hier, de panamahoedenplant. Als hij bloeit, is het een witte pluizenbol en ruikt hij heerlijk. Zijn naam ontleent hij aan de dure hoeden die van zijn vezels worden gemaakt.’ Winter of niet, in de Bush moet constant worden gewerkt. ‘We zijn nu volop aan het snoeien, vooral om de begroeiing onderop in deze donkere dagen meer licht te geven.’
Verboden te voeren
Een ecosysteem als dat van de Bush in stand houden is bepaald geen sinecure. ‘Continu maak ik beslissingen over wat mooi is qua beeld, wat goed is voor de dieren en welke planten we moeten behouden’, vertelt Huizinga. ‘Dat is altijd een groot conflict tussen dieren, planten en bezoekers.’ Het komt nog wel eens voor dat bepaalde dieren niet samengaan met planten die in de Bush groeien. ‘Twee jaar geleden bijvoorbeeld begonnen we met drie Madagaskarwevers, kleine roodgekleurde vogels. Niet veel later hadden we er zeshonderd rondvliegen. Omdat ze massaal planten gebruiken als nestmateriaal, liep het groen veel schade op. Toen hebben we besloten vijftien mannetjes te houden en de rest uit te plaatsen naar andere dierentuinen.’ In dit geval won de flora het van de fauna, maar vaker is het andersom. ‘Een dier dat zeldzaam is in het wild of weinig voorkomt in dierentuinen heeft toch vaak de prioriteit.’ En waar staat de bezoeker in de hiërarchie? ‘Hier’, zegt Huizinga lachend, terwijl ze naar de grond wijst. ‘Tenminste, voor mij dan. Voor marketing is dat anders.’
Direct contact tussen mens en dier is uit den boze.
De hordes bezoekers die zich dagelijks een weg door de hal banen, maken van Huizinga’s werk een grote uitdaging. Voor Burgers’ Zoo staat de beleving van bezoekers hoog in het vaandel, maar dat streven gaat niet altijd samen met het open karakter van de Bush. Zo krijgt het voorbijlopende publiek veel dieren niet te zien, omdat een aantal soorten van nature schuchter is en zich het liefst tussen de dichte begroeiing verstopt. ‘Dat is jammer’, bekent ze. ‘Maar dieren die toegankelijker zijn, zoals trompetvogels, kunnen we hier niet houden omdat ze te tam worden. Die komen op buggy’s af, wat mensen dan weer eng vinden. In die zin houden we rekening met het publiek bij het introduceren van diersoorten.’ Direct contact tussen mens en dier is uit den boze. Bij het terras aan de rand van de Bush maakt een bordje duidelijk dat zelf voeren verboden is. ‘Toch hebben mensen de neiging om kruimels aan bedelende dieren te geven, dat kunnen we helaas niet voorkomen. Dieren moeten wat ons betreft zichzelf zijn en zich niet op mensen focussen.’ Dat is ook de reden waarom de dieren zonder naam door het leven gaan en er geen aardvarken Henk of otter Ingrid te vinden is. ‘We willen liever niet dat de verzorgers knuffelen en een band opbouwen met de dieren’, vertelt Huizinga.
Zeekoeien op transport
Verderop in het park ligt de gloednieuwe Mangrove, een glazen, ronde koepel waarin een tropisch droogbos uit Belize is nagebootst. De binnenkomende zonnestralen zorgen voor een aangename warmte en in vergelijking met de Bush is het veel stiller, bijna vredig zelfs. Alleen subtiel vogelgekwetter en een kabbelend beekje zijn in de verte te horen. Rustig dobberen drie zeekoeien in het zoetwaterbassin. De enorme zoogdieren hebben hun maaltijd al achter de kiezen, zo blijkt uit de restjes andijvie en kool die op het water drijven. Vorig jaar zijn de logge beesten, elk vijfhonderd kilo, van de Bush naar hun nieuwe stek verhuisd. Dat was volgens dierenverzorger Thomas Dros een helse klus. Met een hijskraan zijn ze uit het water getakeld, waarna twintig man ze via transportkisten het bassin van de Mangrove in hebben geholpen. Binnenkort zullen de zeekoeien gezelschap krijgen van een tropische baarsachtige. ‘De vissen die nu in het bassin zitten, planten zich zo snel voort, dat we deze roofvis gaan introduceren om het systeem in balans te houden’, vertelt hij.
Boven water fladderen kleurige vlindersoorten speels over de paden en door de jonge begroeiing. Als er vol in het zicht van de bezoekers een vlinder in een spinnenweb verstrikt raakt, grijpt Dros in. Na enige moeite is het beestje verlost en kan het weer verder vliegen. ‘Dat is een van de problemen waar je tegenaan loopt in zo’n nieuwe hal’, legt hij uit. Omdat de Mangrove nog in de kinderschoenen staat, komen de verzorgers regelmatig voor verrassingen te staan. Zo bleek een aantal kruisspinnen de hal zijn binnengekomen. ‘Bestrijdingsmiddelen gebruiken we niet, dus we halen de spinnetjes zelf weg zodra we ze tegenkomen.’ Voor het toch al korte leven van veel vlinders is zulk spinrag maar wat vervelend. De bijna-fluwelen vleugels van de blauwe morpho slijten binnen drie weken af, waarna het diertje sterft. ‘Dode vlinders halen we weg. Dat hoeft niet per se, maar we doen het vooral voor het publiek.’ Nu doet de Mangrove nog een beetje leeg aan, maar dat zal niet altijd zo blijven. ‘Als de struiken en bomen groter zijn, willen we graag leguanen en saki’s, een apensoort, toevoegen.’ Wellicht dat deze toekomstmuziek de stilte in de Mangrove zal verbreken.