Lang voordat het eerste nummer wordt ingezet is er in poppodium Doornroosje leven in de brouwerij. ANS nam een kijkje achter de schermen en zag wat er voorafging aan het optreden van de band Causes.
Tekst: Rein Wieringa
Foto’s: Ted van Aanholt
Dit artikel verscheen eerder in de derde editie van ANS.
Van buiten is poppodium Doornroosje nog een dooie boel. De deuren zijn dicht, de lichten uit en er is geen beweging te bekennen. Toch wordt er ‘s middags al hard gewerkt als er een artiest op de agenda staat, wat bijna dagelijks het geval is. Vandaag is het de beurt aan Causes, een Nederlandse indiepopband met Britse voorman, om het Nijmeegse publiek te vermaken. De kleine “Paarse zaal” waarin de band vanavond speelt, met plek voor vierhonderd man is uitverkocht. Het spreekt voor zich dat de instrumenten zichzelf niet aansluiten, maar wat er verder achter de schermen gebeurt, blijft voor het publiek onzichtbaar. Wat gebeurt er tussen de aankomst van de band en het inzetten van het eerste nummer? ANS liep mee met Loes Berends en Romy Broeders, stagemanagers bij Doornroosje, om te ontdekken wat er aan een optreden voorafgaat.
Dure speeltjes
Vandaag is het voor Romy de laatste inwerkdag voordat ze zelfstandig als stagemanager aan de slag mag. Loes, zelf ook stagemanager, houdt een oogje in het zeil. ‘Het is nu even hectisch,’ zegt Loes als ze komt aanlopen. ‘Jamie Lidell, de artiest van gisteren, had al lang weg moeten zijn en Causes is al aan het uitladen.’ Samen met Romy loopt ze snel terug door de brede gang achter de twee zalen, waar een verzameling koffers staat uitgestald.
De gang komt uit op de loading dock van Doornroosje, waar de tourbus van de achterblijvers op het punt staat om te worden omgedraaid. Omdat er voor de bussen vaak te weinig plek is om te keren, gebeurt dat op een bijzondere manier. Wanneer Romy een knop op haar afstandsbediening indrukt, klinkt er een waarschuwende hoorn in de hal. Met een druk op een andere knop daalt er een rood stalen frame over de bus neer. Romy juicht wanneer er een groen lampje gaat branden. ‘Dat betekent dat hij goed vast zit in de plaat in de grond. Als dat niet zo is, flikkert de bus zo naar beneden.’ Kabels aan de bovenkant trekken de bus vervolgens met parkeerplek en al de lucht in. Hoog boven de auto’s draait het gevaarte 180 graden. ‘Nu op ontgrendelen drukken!’, grapt Romy. Even later staat de bus weer op de grond alsof er niets is gebeurd. Romy drukt nog één keer op de hoorn. ‘Gewoon omdat het kan’, glimlacht ze.
‘Dit gebouw is echt gemaakt om een poppodium te zijn.’
Binnen zijn de mannen van Causes inmiddels begonnen met het uitstallen van hun spullen op het podium. Stagehand Ron helpt ze met het installeren van hun apparatuur. ‘Ik ben een soort vliegende keep, een manusje-van-alles’, zegt hij. ‘Als er gesjouwd moet worden ben ik erbij, en ’s avonds doe ik de afwas.’ Romy legt uit hoe het podium wordt opgebouwd. ‘Eerst zorgen we dat de lichten goed hangen. Dat wordt zo vroeg mogelijk op de dag gedaan. Als er aan de lichten wordt gesleuteld, is het hele podium namelijk geblokkeerd. Zodra het licht in orde is, kunnen we het geluid installeren.’ Het podium staat al vol monitors, microfoons en instrumenten. Net buiten de zaal hangt de technische rider, de lijst met apparatuur van Causes en instructies over wat hiermee moet gebeuren. Romy vertelt dat er ook een hospitality rider is, een lijst met huishoudelijke wensen van de artiesten. ‘Eén bandlid heeft bijvoorbeeld een melkallergie’, zegt ze. ‘Vaak vragen de bands om vers en gezond eten, omdat ze bij veel optredens een vette hap krijgen voorgeschoteld. Sommige artiesten vragen ons hoe ze bij de muziekwinkel, supermarkt of coffeeshop kunnen komen. Speciaal voor hen hangt er een kaartje waarop dit soort plekken zijn aangegeven.’
Huiselijkheid
De crewleden hebben alle apparatuur neergezet op het krappe podium; de soundcheck kan beginnen. De zware schuifdeur achter het podium gaat dicht en al gauw is er op de gang niets meer uit de zaal te horen. ‘Hier moet je niet met je voet tussen komen’, waarschuwt Romy. In 2014 verhuisde Doornroosje van het oude schoolgebouw naast het spoor naar de locatie aan het Stationsplein. Loes werkt al vijf jaar bij het poppodium en is dus meeverhuisd. ‘Ik mis het knusse van het oude gebouw af en toe wel’, geeft ze toe, ‘maar het was niet praktisch meer. We moesten alle spullen trappen op en af tillen, er was niet genoeg plek om te parkeren en de buurt had last van de bezoekers.’ De hele crew, in feite een hechte vriendengroep, ging mee naar het nieuwe gebouw. Een deel van de kleinschalige sfeer moesten ze achterlaten; nu bestaat alleen de horecaploeg al uit zo’n veertig man. Aan de andere kant zijn de voorzieningen er flink op vooruitgegaan. ‘Dit gebouw is echt gemaakt om een poppodium te zijn’, zegt Romy trots. ‘Als er twee voorstellingen tegelijk draaien, komt het publiek uit de twee zalen elkaar niet tegen. Een scheidingswand deelt de foyer dan in tweeën en de garderobe gaat aan twee kanten open.’ Loes vertelt: ‘Backstage is alles puur functioneel ingericht. Wat niet gelijkvloers kan, gebeurt met liftjes. Van de rode zaal is alles rood geverfd en van de paarse zaal alles paars.’
Loes laat de bovenverdieping zien en loopt de trap op naar de kleedkamers voor de artiesten. Geen kleedkamer is hetzelfde; elk van de vijf ruimtes is door een andere Nijmeegse designer ingericht. Op het behang van kamer vier is levensgroot een bejaard echtpaar afgedrukt, dat lachend de kamer inkijkt. ‘Dat zijn Hennie en Bennie, de buren van de ontwerper’, legt ze uit. ‘Hennie en Bennie dachten eerst dat ze iedere week naar de kleedkamer moesten komen om de artiesten gezelschap te houden.’ Op dit moment zijn alle ruimtes schoon, maar dat is niet altijd het geval. ‘Het verschilt erg hoe de artiesten de kleedkamers achterlaten’, vertelt Loes. ‘Sommige bands laten een bende van blikjes en borden achter, die wij dan moeten opruimen.’
Moment van rust
Vanaf de kleedkamers is het maar een paar stappen tot aan de keuken. Rinke Pauwels, een van de drie huiskoks, staat achter het aanrecht en heeft een muziekje opgezet. Het ruikt er naar kruiden. ‘Dat zal de pittige saté wel zijn’, zegt Rinke. Eergisteren heeft hij ‘als een bezorgde moeder’ zoveel klaargemaakt dat de bandleden er vandaag nog eens van kunnen eten. Behalve de saté staat er vanavond paddenstoelensoep, kipcurry, koolrabisalade en zelfgemaakte sambal op tafel. ‘We krijgen niet vaak te horen dat iets echt vies is’, stelt Rinke, ‘maar als er na de maaltijd nog veel over is vraag ik me wel af of ik het nog eens moet maken.’ Loes gaat tijdens het eten niet uit zichzelf bij de artiesten zitten. ‘Het is hun feestje, wij zijn er om ze te faciliteren.’
In de eetzaal vertelt Loes, met een kop koffie in de hand, dat er geen keerzijdes aan haar vak zitten. ‘Iedere dag is anders en ik sta dicht bij de muziek. Als ik nu tussen het publiek sta, kijk ik wel anders naar optredens. Ik heb meer oog voor detail; als er bijvoorbeeld iets scheef hangt, valt dat mij op.’ Het is de verantwoordelijkheid van de stagemanager dat alles op de juiste tijd op de juiste plek is. ‘Half negen is ook echt half negen’, onderstreept Loes. Dat kan ook wel eens misgaan: ‘Ooit kwam een band pas vijf minuten voor het optreden aanrijden, terwijl alles dan allang klaar hoort te staan. Het publiek heeft daar uiteindelijk niets van gemerkt’, vertelt Romy. ‘Dat is ook een taak van de stagemanager: wat er aan de achterkant fout gaat, mag je niet merken aan de voorkant.’
Van stress hebben zowel Romy als Loes geen last. ‘Dat leer je wel af ’, verklaart Romy. ‘Het is soms wel hectisch, maar je moet je niet gek laten maken. De rest van de crew heeft er ook niets aan als de stagemanager stijf van de zenuwen staat.’ De drukte is bij dancefeesten en optredens van bands anders verdeeld. Bij feesten wordt het anderhalf uur voor aanvang pas drukker en zijn er kleine piekmomenten tijdens het wisselen van de dj’s. Bij optredens is de drukte verdeeld over de middag en avond, waarna het rustiger wordt. ‘Als alles goed gaat, is er nog steeds veel te doen, maar dan kan je tussendoor wel koffie drinken.’
Klaar voor de start
Loes en Romy lopen terug naar de Paarse zaal, waar de soundcheck inmiddels in volle gang is. Terwijl licht- en geluidstechnici, de enige andere aanwezigen, aandachtig toekijken, nemen de bandleden van Causes kalm een nummer door. Midden in de zaal is met dranghekken het front of house afgebakend, een blok vol kabels, schermpjes en mengpanelen. Ook tijdens het optreden blijft de apparatuur daar staan. ‘Tijdens de voorstelling wordt er actief gemixt’, legt Romy uit. ‘Dan kan een gitaar tijdens een solo iets harder worden gezet, of zachter als hij gaat buzzen. Er zijn twee soundchecks: één zodat de bandleden elkaar goed kunnen horen en één zodat de muziek in de zaal goed klinkt.’
Romy en Loes helpen even mee met het verslepen van de spullen van Christon, maar worden tegengehouden door een dichte podiumdeur. Romy loopt ongeduldig heen en weer: ‘Causes moet de soundcheck nu echt afronden, want Christon moet zijn spullen ook nog opbouwen.’ Loes leunt ondertussen nonchalant tegen de muur. ‘Vandaag is het voor mij een rustige dag; op het werk van Romy is niks aan te merken’, zegt ze, ‘maar ik ben toch liever bezig dan dat ik de hele dag niks sta te doen.’
‘Wat er aan de achterkant fout gaat, mag je niet merken aan de voorkant.’
Het is bijna etenstijd; over een paar uur gaan de deuren open en gaat het werk voor Loes en Romy weer verder. Tijdens het optreden zullen ze een of twee nummers blijven hangen om te kijken of alles goed gaat, om vervolgens een rondje door het gebouw te maken en op het kantoor met papierwerk aan de slag te gaan. Tot slot moet alles weer worden afgebroken en opgeruimd. ‘Dat is hetzelfde als het opbouwen, maar dan andersom en sneller. Toch kan een werkdag tot drie uur ’s nachts duren’, zegt Romy. De voorbereidingen zitten erop, maar Doornroosje kan voorlopig nog niet terug naar bed.