Hoewel geneesmiddelenonderzoek klinkt als een makkelijke manier om snel geld te verdienen, zitten er soms serieuze risico’s verbonden aan deelname. Hoe gaat medicijnenonderzoek in zijn werk en hoe wordt er op de gezondheid van de proefpersonen gelet?
Tekst: Chiel Nijhuis
Illustraties: Carmen Groenefelt
Dit artikel verscheen eerder in de zesde editie van ANS.
Op de campus loop je er soms tegenaan: advertenties die oproepen om, tegen aantrekkelijke vergoedingen, mee te doen aan een geneesmiddelenonderzoek. Hoewel wat bijverdiensten als student geen kwaad kunnen, zijn dit soort onderzoeken niet zonder risico’s. Bij proeven met nieuwe geneesmiddelen zijn de bijwerkingen namelijk vaak nog niet bekend. Dat het bij medicijnenonderzoek soms gruwelijk mis kan gaan, bleek vorig jaar toen in de Franse stad Rennes vijf proefpersonen door een onbekende bijwerking blijvend hersenletsel opliepen. Dit soort incidenten komen zelden voor, maar er zijn genoeg redenen om twee keer na te denken over deelname aan een proef met medicijnen. Volgens onderzoekers is geneesmiddelenonderzoek bij mensen daarentegen belangrijk om de wetenschap verder te helpen. Dit roept de vraag op hoe wordt omgegaan met de belangen van de proefpersonen. Zijn risico’s die aan deelname zijn verbonden, die vergoeding wel waard?
Wie een pil slikt voor een ander
In de medische wereld bestaat er geen twijfel over het nut van geneesmiddelenonderzoek bij mensen. Volgens Gerard Rongen, internist en klinisch farmacoloog in het Radboudumc en hoogleraar Translationeel Cardiovasculair Onderzoek aan de Radboud Universiteit (RU), zijn dit soort proeven onmisbaar in de moderne geneeskunde. ‘Dierexperimenteel onderzoek laat zich erg slecht vertalen naar mensen. Middelen die bij dieren veelbelovende resultaten opleveren, sneuvelen vaak in latere onderzoeksfases, omdat ze bij de mens niet effectief zijn of te veel bijwerkingen hebben.’ Onderzoekers ontkomen er daarom niet aan geneesmiddelen op mensen te testen om tot een veilig en effectief eindproduct te komen. Rongen legt uit dat bij twee soorten onderzoek gezonde vrijwilligers nodig zijn. ‘Voor de veilige toepassing van een geneesmiddel moeten onderzoekers vaststellen bij welke dosering het menselijk lichaam een medicijn nog tolereert en hoe een middel zich door het lichaam verspreidt.’ Het tweede type studie onderzoekt de werking van een medicijn. ‘Bij dit soort onderzoek worden vaak patiënten gevraagd, maar regelmatig wordt ook bij gezonde proefpersonen vaak een bepaalde ziekte, zoals malaria, nagebootst. Hierdoor kunnen onderzoekers zien welke invloed een medicijn heeft op het beloop van de ziekte.’
Céline Borst en Ruud Tilleman, studenten Medische Biologie aan de RU, deden kortgeleden mee aan een malariaonderzoek bij het Centre for Clinical Malaria Studies (CCMS) van het Radboudumc. Beiden kregen een middel tegen malaria toegediend en werden vervolgens geïnfecteerd met de ziekte. ‘Na een informatiebijeenkomst en een medische screening waar werd gekeken of ik gezond was, kreeg ik een vaccinatie tegen malaria. Daarna werd ik blootgesteld aan de ziekte door mezelf een aantal keer door een malariamug te laten steken’, aldus Borst. ‘Volgens mij werkte het vaccin dat ik kreeg niet zo goed, want ik ben wel ziek geweest. Gelukkig lijkt malaria in het begin erg veel op griep en dan is het goed te behandelen.’ De bijwerkingen van het vaccin vielen volgens Borst ook erg mee. ‘Ik had vooral last van itputtingsverschijnselen, omdat het middel dat ik kreeg toegediend effect heeft op het immuunsysteem. Al met al heb ik meer last gehad van de muggenbulten, dan van de bijwerkingen van het vaccin of de malariasymptomen.’
‘Ik heb meer last gehad van de muggenbulten dan van de bijwerkingen.’
Tilleman deed mee aan een ander malaria-onderzoek bij het CCMS, maar bij hem werd het vroegtijdig stopgezet. ‘Bij een andere groep proefpersonen werden onverwachte resultaten aangetroffen. Het onderzoek moest toen opnieuw worden geëvalueerd door de toetsingscommissie. Daarom heb ik al vroeg medicatie gekregen en heb ik nooit malariasymptomen gekregen. Het enige wat ik van het vaccin heb gemerkt, is dat ik er raar van ging dromen.’
Checks and balances
Frans van Agt, hoofd van de Commissie Mensgebonden Onderzoek (CMO) van het Radboudumc, legt uit welke rol de toetsingscommissie speelt bij onderzoek met mensen. ‘Voordat een studie met proefpersonen mag worden uitgevoerd, moet de CMO vooraf om toestemming worden gevraagd. Dit is echter alleen het geval als het onderzoek deelnemers blootstelt aan een handeling die een last of risico inhoudt.’ Vaak zal het bij dit soort experimenten gaan om geneesmiddelenonderzoek, omdat medicijnen mogelijk bijwerkingen hebben die schadelijk zijn voor de gezondheid. Andere soorten onderzoek kunnen echter ook belastend zijn voor de deelnemers. ‘Uit een psychologische vragenlijst kan bijvoorbeeld blijken dat een proefpersoon mogelijk depressief is. Het is de taak van de CMO erop toe te zien dat de onderzoekers hierover hebben nagedacht. Ze moeten bijvoorbeeld een procedure hebben waarin zij deze constatering kunnen terugkoppelen naar de deelnemer.’
De toestemming van de toetsingscommissie voor een onderzoek is afhankelijk van vijf factoren. Het onderzoek moet iets toevoegen aan de medische kennis en moet zo zijn opgezet dat de onderzoeksvraag op een wetenschappelijke manier kan worden beantwoord. Daarnaast moeten het risico en de belasting voor de proefpersonen zo klein mogelijk zijn. De geminimaliseerde lasten voor de deelnemers worden vervolgens afgewogen tegen het medische en het maatschappelijke belang van het onderzoek. ‘Deze
proportionaliteitsafweging vormt in feite de kern van de toets die de CMO uitvoert’, legt Van Agt uit. ‘Het gaat erom dat de mogelijke opbrengsten van een studie in verhouding staan met de risico’s die proefpersonen lopen.’ Het vijfde criterium waar de toetsingscommissie rekening mee houdt, is of de deelnemers in vrijheid een afweging kunnen maken om mee te kunnen doen met een onderzoek. ‘Bij dit onderdeel van de beoordeling let de commissie er bijvoorbeeld op of de deelnemers voldoende bedenktijd hebben. Daarnaast kijkt de commissie of de informatie voor de proefpersonen de voordelen en nadelen van deelname aan het onderzoek duidelijk weergeeft.’
Veel nieuwe geneesmiddelen worden getest in een gerandomiseerd, dubbelblind onderzoek. Dit houdt in dat zowel de onderzoeker als de proefpersoon tijdens de studie niet weten of de proefpersoon het geneesmiddel of een placebo krijgt toegediend. Hoewel onderzoeksresultaten zo objectiever tot stand komen, houdt deze werkwijze een zeker risico in voor de proefpersonen. De onderzoeker weet namelijk niet met welk middel hij een proefpersoon behandelt. Daardoor staat op voorhand niet vast welke bijwerkingen kunnen optreden en of deze zijn ontstaan door het onderzoek of een andere oorzaak hebben. Rongen legt uit dat onderzoekers het risico van deze onzekerheid proberen te beperken door het aantal deelnemers aan een medicijnproef in het begin beperkt te houden en geen blindering toe te passen. ‘Het kan zijn dat een geneesmiddel dat geheel nieuw is, in de beginfase van een onderzoek, in een lage dosering op slechts één of twee proefpersonen wordt getest. Deze resultaten geven de onderzoekers een algemeen beeld van de bijwerkingen die bij mensen kunnen optreden. Dan kan worden bepaald of een grotere groep deelnemers aan het middel kan worden blootgesteld en welke dosis daar het best bij kan worden gebruikt.’ Blijkt een medicijn een onverwachte bijwerking te hebben, of zijn de bijwerkingen ernstiger dan van tevoren werd ingeschat, dan moeten de onderzoekers dit melden aan de toetsingscommissie. De CMO kan dan na een evaluatie besluiten het onderzoek stil te leggen. Uit deze checks and balances mag volgens Rongen echter niet worden afgeleid dat onderzoek dat door de CMO is goedgekeurd helemaal veilig is. ‘Onderzoek dat door de toetsingscommissie is beoordeeld kan nog steeds aanzienlijke risico’s met zich mee brengen.’
‘De ervaring leert dat niemand komt opdagen als de onderzoekers geen vergoeding aanbieden.’
Een noodzakelijk kwaad
Een van de redenen om mee te doen met geneesmiddelenonderzoek is de vergoeding, die kan oplopen tot enkele duizenden euro’s. Voor zijn deelname aan malaria-onderzoek kreeg Tilleman een vergoeding van 1850 euro. ‘Het bedrag was voor mij een belangrijke reden om mee te doen. Daarnaast vond ik het belangrijk om te zien hoe het is om proefpersoon te zijn, omdat ik als medisch bioloog later zelf onderzoek hoop te verrichten.’ Volgens Van Agt zijn de deelnamevergoedingen een noodzakelijk kwaad. ‘Het uitgangspunt is altijd geweest dat mensen aan onderzoek zouden moeten meedoen omdat zij de wetenschap verder willen helpen. De ervaring leert echter dat niemand komt opdagen als de onderzoekers geen vergoeding aanbieden.’ Van Agt legt uit dat de vergoedingen geen problemen opleveren zolang de proefpersonen in vrijheid kunnen beslissen om mee te doen aan een onderzoek. ‘De keuze om mee te doen aan onderzoek vanwege de vergoeding is niet minder autonoom dan de keuze om deel te nemen in het belang van de wetenschap.’ Volgens van Agt zouden vergoedingen wel het nadeel kunnen hebben dat proefpersonen mogelijk bijwerkingen gaan verzwijgen, zodat ze niet van het onderzoek worden uitgesloten. ‘Om dit te voorkomen, is de regel ingevoerd dat deelnemers die vanwege een bijwerking moeten stoppen met het onderzoek alsnog de volledige vergoeding krijgen.’
Proefpersonen moeten zich volgens Van Agt ook realiseren dat de hoogte van de vergoedingen niet in verhouding staan met de ernst van de mogelijke bijwerkingen. ‘Het is absoluut geen risicogeld. De bijwerkingen bij een studie waar je 150 euro voor krijgt kunnen net zo ernstig zijn als bij een onderzoek waar 2000 euro voor staat.’ Voor de wijze waarop de hoogte van de vergoedingen wordt vastgesteld, bestaan namelijk geen richtlijnen. Vaak wordt gekeken naar de tijd die proefpersonen kwijt zijn door deelname aan het onderzoek. Het komt voor dat deelnemers drie weken ter observatie in het ziekenhuis moeten verblijven. De vergoeding voor dit soort onderzoeken kan vaak zo hoog oplopen dat het bijna een zelfstandige bron van inkomsten vormt. Het gevaar kan dan ontstaan dat deelnemers voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van geneesmiddelenonderzoek. ‘Dat neemt echter niet weg dat de deelnemer uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor zijn keuze om deel te nemen.’
De medische wetenschap kan niet zonder geneesmiddelenonderzoek. Hoewel onderzoekers er alles aan moeten doen om de risico’s te beperken, zal het nooit helemaal veilig zijn om medicijnen te testen op mensen. De hoogte van de vergoeding die proefpersonen krijgen, zegt daarnaast niets over de kans op bijwerkingen van het geteste medicijn. Iets om in je achterhoofd te houden als je een paar dagen voor de 24e maand weer tegen een advertentie aanloopt.