Het aantal eerstejaarsstudenten dat thuis blijft wonen en dus niet op kamers gaat, is enorm gestegen in vergelijking met voorgaande jaren. Dat vertelt het Kenniscentrum Huisvesting Kences.
Kences komt tot deze conclusie door de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Dienst Uitvoering Onderwijs en het ministerie van Onderwijs te combineren met een eigen gehouden enquête onder 45 duizend studenten. In het collegejaar 2015-2016 ging maar 13 procent van de startende bachelorstudenten onder de 19 jaar op kamers wonen, terwijl dat in het collegejaar daarvoor nog 28 procent was. Bijna de helft van de thuisblijvers geeft aan dat het leenstelsel de voornaamste reden is om bij papa en mama te blijven wonen.
Nu lijkt het leenstelsel toch een voordeel te hebben: door het langer thuisblijven van studenten wordt het kamertekort in studentensteden opgelost. Dit is op dit moment echter nog niet aan de orde. Het aandeel van uitwonende eerstejaars in de totale uitwonende studentenpopulatie is beperkt. Vorig collegejaar was 52 procent van alle studenten uitwonend, terwijl dat een academisch jaar eerder een procent meer was.
Het percentage thuiswonende studenten dat in Nijmegen studeert, is ook flink gegroeid. Bleef in het collegejaar 2014-2015 slechts 23 procent van de studenten onder de 19 jaar op het oude nest zitten, een jaar later durfde bijna 50 procent het huis niet te verlaten. De verschillen zijn het grootst in de studentensteden Delft, Eindhoven en Wageningen.