Een studie doen na het behalen van een bul blijft stervensduur. Door een uitspraak van de Hoge Raad, het hoogste rechtsorgaan van Nederland, blijft het instellingscollegegeld in stand. Dit is tegen de wens van Stichting Collectieve Actie Universiteiten (SCAU).
Dure grap
Als een student na het behalen van een diploma nog een opleiding wil volgen, dan moet hij instellingscollegegeld betalen. Dit bedrag valt veel hoger uit dan het wettelijke collegegeld van 1984 euro dat studenten aankomend academisch jaar moeten betalen. Bij het wettelijke collegegeld financieert de overheid de eerste bachelor- en masteropleiding. Bij een tweede studie doet de overheid dit niet en mag de onderwijsinstelling zelf bepalen hoeveel een student moet betalen voor een studie. Het instellingscollegegeld verschilt per universiteit. De RU is relatief goedkoop. De fanatieke student hoeft hier gemiddeld ‘slechts’ 9232 euro neer te tellen voor een alfa- of gammastudie. Aan de Universiteit van Amsterdam moet je gemiddeld 13400 euro betalen voor eenzelfde soort studie.
Deze bedragen zijn volgens de SCAU veel te hoog. Al een aantal jaren procedeert de stichting tegen acht universiteiten, waaronder de RU, vanwege hun extreem hoge instellingscollegegeld. De SCAU is van mening dat een hoger onderwijsinstelling slechts een kostendekkend instellingstarief mag bepalen. De universiteiten denken daar anders over. Zij vinden dat zij alle vrijheid hebben om hun eigen instellingscollegegeld te bepalen.
SCAU krijgt twee keer ongelijk
De SCAU was al in beroep gegaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO), maar ving daar bot. Het College vindt namelijk dat de vrijheid van tarieven de universiteiten toekomt en dat ze redelijke afwegingen maken. Daarna stapte de stichting naar de civiele rechter, zodat deze zijn licht over de zaak zou laten schijnen. Het belangrijkste argument van de SCAU tegen de uitspraak van de CBHO was dat studenten pas bij de onderwijsrechtbank terecht kunnen als ze bij een opleiding staan ingeschreven. Als zij dus het hoge instellingscollegegeld willen aanvechten, dan moeten zij zich eerst inschrijven bij de desbetreffende opleiding.
Dit argument is nu door de Hoge Raad onderuit gehaald. Een student die nog niet staat ingeschreven bij een tweede studie kan ook een procedure bij het CBHO beginnen. Hij moet dan, voordat hij aan een tweede studie begint, bij de universiteit een lager collegegeld aanvragen. Wijst de universiteit deze aanvraag af, dan kan de student alsnog bij het CBHO in beroep gaan, nog voor dat hij bij de opleiding staat ingeschreven. Met deze uitspraak valt het belangrijkste argument van de SCAU om het instellingscollegegeld aan te vallen weg en blijven de hoge bedragen voor een tweede studie dus bestaan.
ANS schreef eerder een openingsartikel over het hoge instellingscollegegeld. Waar gaat het extra geld dat je betaalt als student eigenlijk naartoe?