Onlangs kregen acht onderzoekers van de Radboud Universiteit een Veni-beurs. ANS sprak met dr. Paula Dalcin Martins, een van de onderzoekers die de beurs ontving. Zij vertelt over deze beurs en haar onderzoek waarbij ze kijkt naar de uitstoot van broeikasgassen.
Afgelopen december werd de Veni-beurs van 280.000 euro per persoon toegewezen aan acht Radboudonderzoekers. Hiermee kunnen de onderzoekers hun ideeën de volgende drie jaren ontwikkelen. Dalcin Martins, onderzoeker in Ecologische Microbiologie, is een van hen.
Hoe voelde u zich toen u hoorde dat u de beurs mocht ontvangen?
‘Het was een lange weg om hier te komen, daarom ben ik erg blij en trots. Het is mijn passie om een onafhankelijke wetenschapper te worden, maar dat kost erg veel tijd en energie. Zo lever ik al een aantal jaren mijn onderzoeksvoorstellen in voor een beurs, maar die worden meestal afgewezen. De Veni-beurs geeft me hoop dat ik op het goede pad zit om uiteindelijk een professor te worden en mijn eigen onderzoeksgroep te hebben.’
Wat zal u de komende drie jaar gaan onderzoeken?
‘Ik ben geïnteresseerd in de manier waarop micro-organismen, zoals bacteriën, de uitstoot van broeikasgassen beïnvloeden die klimaatverandering veroorzaken. Zo zijn er organismen die deze gassen produceren, maar ook die de gassen afbreken. Tijdens mijn PhD-onderzoek vond ik veel virussen in drasland bodems die effect kunnen hebben op de micro-organismen die broeikasgassen produceren. Ik wil er daarom achter komen of virussen de uitstoot van broeikasgassen vergroten of verkleinen. Als virussen de uitstoot zouden vergroten, dan zouden we deze willen onderdrukken om klimaatverandering tegen te gaan. Ook het tegenovergestelde is waar: als virussen de uitstoot verkleinen, zouden we deze virussen kunnen stimuleren.’
Beïnvloeden verschillende soorten virussen de uitstoot van broeikasgassen op een andere manier?
‘Dat zou waar kunnen zijn, maar dat weten we nu nog niet. Er is op dit gebied nog erg weinig onderzoek gedaan. In die zin zal mijn onderzoek een basis vormen voor andere onderzoeken. We gaan daarom op zoek naar antwoorden op vragen als: welke virussen zijn aanwezig in de bodem en wat doen ze?’
Naar wat voor soort bodem doet u onderzoek?
‘Ik zal onderzoek gaan doen in het noorden van Nederland, naar landbouwgrond die uit veen bestaat. Veengrond wordt veel gebruikt voor landbouw omdat het rijk is aan organisch materiaal, waar planten goed op kunnen groeien. Er komen echter ook heel veel broeikasgassen uit deze grond, waardoor dit type grond geschikt is voor mijn onderzoek.’
Op wat voor een manier gaat u de impact van virussen onderzoeken?
‘Dit doe ik op twee manieren. Ten eerste reis ik zelf af naar het noorden, waar de landbouwgrond zich bevindt. We zullen dan gedurende een heel jaar monitoren wat er met de broeikasgassen gebeurt. Daarnaast zal ik laboratoriumonderzoek uitvoeren. Dit is kleinschalig, maar controleerbaar. Zo kan ik meten hoeveel procent de broeikasgassen toe- of afnemen door zelf de virussen te beïnvloeden.’
U gebruikt dus verschillende methoden, zijn er daardoor ook verschillende partijen betrokken in uw onderzoek?
‘Ja, experts uit verschillende hoeken zullen meewerken aan het onderzoek, zoals microbiologen, biogeochemici en mensen uit de biotechnologische sector. Daarnaast spelen de sociale wetenschappen ook een rol. Zij begrijpen het menselijke gedrag, kunnen bedenken hoe we sneller vooruitgang boeken en het maatschappelijk debat aangaan. Zo kan een klimaattragedie worden voorkomen. Ik geloof ook dat individuen zelf betrokken moeten zijn. Met hun stem kunnen ze namelijk om actie vragen tegen klimaatverandering. In andere woorden, dit onderwerp gaat iedereen aan. We hebben nog maar een paar jaren om actie te ondernemen voordat het te laat is.’
Paula Dalcin Martins (33) is een postdoctorale onderzoeker aan de Radboud Universiteit. De afgelopen acht jaar heeft ze onderzoek gedaan naar de microbiologie van klimaatverandering. Dalcin Martins heeft in verschillende landen gewoond voor haar onderzoek, waaronder Brazilië, de Verenigde Staten en Italië.