Home Opinie & AchtergrondAchtergrond Een bommetje testosteron

Mannen en vrouwen sporten gescheiden van elkaar: jarenlang leek dit een goede classificatiemethode te zijn. Nu de grenzen tussen mannen en vrouwen vervagen waardoor sommige sporters worden uitgesloten van de vrouwencompetitie, staat de sportwereld voor de vraag: wanneer mag een sporter meedoen met de vrouwencompetitie?


Afgelopen zomer deed de zaak van de Zuid-Afrikaanse sprinter Caster Semenya het nodige stof opwaaien. Na een bijna tien jaar lang durende strijd heeft het internationale sporttribunaal CAS besloten dat zij alleen mag deelnemen aan de vrouwencompetitie als zij haar testosterongehalte omlaag krijgt. Ze presteerde uitzonderlijk goed en moest daarom een testosterontest ondergaan: want kan een ‘echte’ vrouw wel zo snel zijn? Uit de test bleek dat de sprinter op natuurlijke wijze driemaal zoveel testosteron heeft als de gemiddelde vrouw. Volgens de Internationale Atletiekbond is het niet eerlijk dat Semenya met dit testosterongehalte (t-level) meedoet met de vrouwencompetitie. Daarom spande de bond een rechtszaak aan tegen de sprinter en competeert zij vandaag de dag alleen nog met medicatie om haar t-level laag te houden. De Olympische Spelen van 2020 zouden de eerste zijn met deze nieuwe maatregel om het onderscheid tussen mannen- en vrouwencompetitie te handhaven. Voor de sporters in kwestie kan het vervelend zijn om te sleutelen aan je lichaam. Denk bijvoorbeeld aan transgenders die ondanks hun transitie niet worden erkend als ‘vrouw’, of aan vrouwen die van nature te veel testosteron hebben. Dat roept de vraag op: is dit de juiste manier om te bepalen of iemand mee mag doen met de vrouwencompetitie?

Onderscheid voor eerlijkheid

‘De huidige manier om het onderscheid tussen mannen en vrouwen in de sportcompetitie te behouden, is gestoeld op ouderwetse opvattingen over mannelijkheid en vrouwelijkheid’, stelt Marjet Derks, hoogleraar Sportgeschiedenis aan de Radboud Universiteit. Daarom kun je je volgens Derks afvragen of testosteron wel een goede graadmeter is om te bepalen wanneer iemand meedoet met de vrouwencompetitie. ‘Door hardnekkige ideeën over gender zijn gespierde vrouwen nog steeds ‘verdacht’. Een gespierde vrouw gaat namelijk in tegen de opvatting dat er duidelijke grenzen tussen mannen en vrouwen zijn’, licht ze toe. Om die reden worden opvallend gespierde vrouwen wel onderworpen aan testosterontesten en ‘vrouwelijke’ vrouwen niet.

‘Ze moesten bewijzen dat zij vrouwelijke geslachtsorganen hadden.’

Toch is de sporthistoricus van mening dat het wel goed is dat er een controle wordt gehouden bij de vrouwencompetitie. Volgens haar is er in het verleden namelijk veel gefraudeerd: ‘Vóór de Tweede Wereldoorlog waren er zelfs gevallen van fraude waarbij een man verkleed en wel probeerde mee te doen aan de vrouwencompetitie.’ Daardoor ontstond er wantrouwen jegens vrouwen met mannelijke trekken en moesten ‘verdachte’ vrouwen bewijzen dat zij wel echt vrouw waren. ‘Zij die wilden competeren in de Olympische Spelen moesten voor een groep artsen lopen en laten zien dat zij vrouwelijk geslachtsorganen hadden’, vertelt de sporthistoricus. Vanaf de jaren 50 waren er alleen maar meer redenen om goed te controleren bij de vrouwencompetitie. ‘Voor het eerst in de sportgeschiedenis waren er toen vrouwen die zoveel sterker waren dan anderen, dat daar heel veel achterdocht over ontstond’, legt Derks uit. Dat wantrouwen was volgens de hoogleraar gegrond. Vooral tijdens de Koude Oorlog werden veel vrouwelijke sporters gestimuleerd om doping te gebruiken.

‘Toentertijd was sportcompetitie extra belangrijk, omdat veel landen op elk gebied beter wilden zijn dan anderen.’ Sporters injecteerden extra testosteron om sterker en sneller te worden. Daarom bleven de Internationale Atletiek Federatie en het IOC geslachtstesten gebruiken om de vrouwencompetitie eerlijk te houden.

Gelukspechvogel

Momenteel worden sporters door middel van een testosterontest tot oftewel de mannen- oftewel de vrouwencompetitie gerekend. Volgens Willy Baarends, ontwikkelingsbioloog aan het Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, is het logisch dat dit hormoon als maatstaf wordt genomen: ‘Een vrouw met meer testosteron dan anderen heeft namelijk een onevenredig voordeel in de sport.’ Dit komt omdat dit hormoon zorgt voor de ontwikkeling van spiermassa en het je uithoudingsvermogen bevordert. ‘Mannen presteren gemiddeld beter in sport omdat ze meer testosteron hebben dan vrouwen’, licht de bioloog toe. Daarom is het volgens Baarends goed dat testosteron nu als maatstaf wordt genomen om te testen of iemand met de vrouwencompetitie mee mag doen.

Prof. dr. Haisma, hoogleraar Farmaceutische Genmodulatie aan de Rijksuniversiteit Groningen is het met de bioloog eens, maar nuanceert de grote rol van testosteron in sportprestaties: ‘Niet alle fysieke voordelen worden door dit hormoon bepaald, een gedeelte komt ook door genen.’ Zo is de een twee meter lang, wat ideaal is voor basketbal, en heeft de ander meer aanleg voor een goede hand-oogcoördinatie. ‘Maar het is wel evident dat testosteron de doorslaggevende factor is als je kijkt naar fysieke voordelen van mannen ten opzichte van vrouwen.’ Ook hij vindt dus dat de testosterontest om die reden een goede methode is om een onderscheid te maken in de vrouwencompetitie: ‘Zolang we in sport mannen en vrouwen van elkaar scheiden, is de testosterontest een goede methode om dat te doen.’

‘Andere sporters hoeven niet te sleutelen aan hun lijf.’

Er klinkt ook tegengeluid: zowel sporthistoricus Derks als Annemie Halsema, universitair docent Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit, is het niet eens met Baarends en Haisma. Het is volgens hen oneerlijk om vrouwen met bovenmatig veel testosteron uit te sluiten van de competitie, terwijl mensen met andere fysieke voordelen niet uitgesloten worden. ‘Ik vind het belachelijk dat vrouwen met ‘te veel’ testosteron niet mee mogen doen met de vrouwencompetitie’, zegt Halsema stellig. ‘Topsport is sowieso oneerlijk omdat lichamen nou eenmaal verschillen van elkaar’, redeneert ze. Sporthistoricus Derks gaat nog een stap verder. Zij noemt het voordeel van testosteron zelfs een mythe. ‘Uit verschillende studies blijkt dat testosteron niet het enige fysieke voordeel is en ook niet doorslaggevend hoeft te zijn voor goede sportprestaties.’ Men hecht veel waarde aan dit hormoon omdat het staat voor alles wat mannelijk is, aldus Derks. Als maatstaf heeft het volgens de historicus meer te maken met beeldvorming dan met rationele overwegingen: ‘Er zijn immers ook heren met een veel lager testosterongehalte dan mannen gemiddeld hebben, die in de sport prima mee kunnen doen’, argumenteert ze.

De praktijk leert

Volgens Derks is de testosterontest dan ook geen goede methode om sekseonderscheid te maken. Het sociale nadeel van de sporters die deze test ondergaan, weegt namelijk niet op tegen de ‘eerlijkere’ competitie aldus de sporthistoricus. ‘Er wordt zo negatief gekeken naar vrouwen die te veel testosteron zouden hebben, dat je je kunt afvragen of het fysieke voordeel zwaarder weegt dan het sociale nadeel ervan’, redeneert Derks. Halsema is het daarmee eens: ‘De test wordt daarnaast ook nog eens alleen uitgevoerd bij vrouwen die bovenmatig goed presteren.’

Om die reden noemen sommigen, onder wie de Verenigde Naties, de test discriminerend. ‘Als je het dan al doet, moet je iedereen onderwerpen aan testen en niet alleen degenen die uitzonderlijk goed presteren’, gaat de filosoof verder. Ook is het kwalijk dat vrouwen pas weer mogen meedoen als ze iets aan hun testosterongehalte hebben gedaan, aldus Halsema en Derks. ‘Sporters met andere fysieke voordelen hoeven niet te sleutelen aan hun lichamen, terwijl vrouwen met een te hoog t-level dat wel moeten doen’, stelt de sporthistoricus. Dat is volgens hen niet eerlijk omdat je de ene een fysiek voordeel ontzegt en deze bij de ander wel toestaat. ‘Niemand gaat twijfelen aan een lange basketballer en zal zeggen: het is niet eerlijk dat je van nature zo bent gebouwd’, legt Derks uit.

Totdat er iets anders is, moeten we het met de testosterontest doen.

Ondanks alle kritiek op de testosterontest denkt Lieke Vloet, beleidsadviseur bij het NOC NSF, dat het goed is dat het momenteel wordt gebruikt om het onderscheid tussen mannen en vrouwen in sport te maken. ‘De kritiek is begrijpelijk, maar het is logisch om een grens te stellen bij sport op Olympisch niveau’, zegt Vloet. Als Expert Maatschappelijke Kwaliteit van Sport was ze betrokken bij de richtlijnen die het NOC NSF opstelt voor de Nederlandse topsport wat betreft genderindeling. ‘In topsport zijn mannen en vrouwen nou eenmaal gescheiden van elkaar en bij sommige sporten gebeurt dat op testosteronbasis.’ Die grens moet volgens Vloet worden gehandhaafd omdat de competitie op die manier eerlijk blijft. ‘Bovendien heeft maar een hele kleine groep vrouwen een te hoog testosterongehalte’, vult Baarends aan. Er mag volgens de bioloog en Vloet wel wat bewuster over gender in sport worden nagedacht: ‘Wij geven sportbonden altijd mee: denk eens na of het onderscheid tussen mannen en vrouwen per se nodig is voor een eerlijke competitie’, zegt Vloet.

Testosteron is inmiddels een woord met lading: het kan veel losmaken bij mensen. Sommigen associëren het met mannelijkheid en spierkracht, anderen met uitsluiting. Voor nu bepaalt dit of iemand mee mag doen met de vrouwencompetitie, maar er is geen consensus over de hoogte van die testosterongrens. Daarnaast zorgt de hele maatschappelijke discussie ervoor dat het discutabel is of dit de beste methode is om het onderscheid in sport te hanteren. Totdat er een ander alternatief is, zal men het met de testosterontest moeten doen. Hoe het ook zij: ‘In sport is niets eerlijk’, stelt Derks.

1 Reactie

Niet hypocriet 18 juni 2020 - 20:52

Waarom zijn biologen verontwaardigd als een vrouw zogenaamd ”teveel” testosteron heeft, maar hoor je ze bijvoorbeeld nooit over de onevenredig grote voeten van zwemmers als Michael Phelps? Dit is niet alleen hypocriet, maar ook nog eens seksistisch (en dom).

Antwoord

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen