Zowel op middelbare scholen als op universiteiten wordt er gesproken over het integreren van diversere perspectieven in het curriculum. Deze zijn in colleges vaak nog eenzijdig. Waarom willen docenten en studenten meer perspectieven in colleges aandragen, maar blijkt dat in de praktijk vaak lastig?
Tekst: Rindert Oost
Illustratie: Roos In’t Velt
Dit artikel verscheen eerder in de zesde editie van ANS
Het vak geschiedenis op de middelbare school moet op de schop. Daarvoor pleit VGN Kleio, de vereniging van geschiedenisleraren in het voorgezet onderwijs. Er zou op dit moment nog onvoldoende aandacht voor andere landen en culturen zijn binnen het geschiedenisonderwijs. Volgens voorzitter Ton van der Schans is het geschiedenisonderwijs te eenzijdig en wordt er te weinig aandacht besteed aan onderwerpen als de geschiedenis van Turkije. ‘Aangezien wij leven in een veranderende en sterk geglobaliseerde wereld, wordt het steeds belangrijker nieuwe, niet-westerse perspectieven aan het curriculum toe te voegen.’ Niet alleen binnen het voortgezet onderwijs wordt hierover nagedacht, ook op de Radboud Universiteit (RU) gaan er geluiden op dat het onderwijs van de universiteit te westers zou zijn. Wie een syllabus van een willekeurige studie onder de loep neemt, zal voornamelijk grote namen als Kant, Darwin en Einstein vinden. Al decennialang worden vaak dezelfde denkers behandeld en daarmee blijven een hoop alternatieve perspectieven onderbelicht. In een open bijeenkomst van actiegroep Changing Perspective beaamde rector magnificus Han van Krieken al dat dit een probleem is. ‘Achter de schermen zijn we druk bezig met het inbrengen van meer perspectieven, maar op dit moment is er nog geen pasklare oplossing.’ Wat zijn de argumenten om andere perspectieven in college aan te dragen en waarom blijkt het zo lastig om dit te implementeren?
‘De groep onderbelichte wetenschappers of denkers is groot.’
Dekoloniseren kun je leren
Het probleem ligt niet bij de inhoud van westerse perspectieven, maar vooral bij het feit dat er vanuit vrijwel één dominant perspectief wordt lesgegeven. Dat dominante perspectief bestaat uit grote namen zoals Darwin, Kant of Marx: dezelfde wetenschappers die al decennialang worden aangehaald. Door te focussen op één perspectief, worden ook steeds dezelfde onderwerpen behandeld en blijft het wetenschappelijke discours hetzelfde. Dat betekent niet dat bijvoorbeeld Darwins evolutietheorie niet meer moet worden onderwezen, maar wel dat er aandacht moet worden besteed aan theorieën die niet vanuit het dominante perspectief zijn opgesteld. Anya Topolski, ethicus en politiek filosoof aan de RU, noemt dit dekoloniseren: laten zien dat een verhaal of geschiedenis meerdere kanten heeft. Met behulp van dekolonisatie kunnen ook vormen van kennis terug worden gehaald die verloren zijn gegaan in de wetenschap, omdat er decennialang maar één verhaal is verteld. Cultureel antropoloog aan de RU Anouk de Koning beaamt dit: ‘Door een onderbelichte stem te laten horen, verbreed je de wetenschappelijke discussie. Neem bijvoorbeeld W.E.B. Du Bois, een zwarte socioloog die zich begin twintigste eeuw al inzette voor rassenrelaties. Dit thema is tot op de dag van vandaag vrijwel onderbelicht. Zou Du Bois wel behoren tot de canon, dan zou er ook veel meer aandacht worden besteed aan dit onderwerp.’ De groep van onderbelichte wetenschappers of denkers is groot. Hierbij hoeft niet alleen te worden gedacht aan ras of etniciteit. ‘Ook bijvoorbeeld vrouwen of wetenschappers uit de arbeidersklasse behoren tot deze groep. Veel wetenschappers die nu besproken worden komen namelijk uit academische families’, legt Topolski uit. ‘Ook kan worden gedacht aan verschillende politieke stromingen die tegenover elkaar staan. Al die verschillende perspectieven bieden studenten een verfrissende kijk op de wetenschap.’
Man in the mirror
Door alternatieve perspectieven te behandelen, laat je zien waar kennis vandaan komt en welke verhalen er wel en niet worden gehoord binnen de wetenschap. Dit wordt ook wel gepositioneerde kennis genoemd. ‘Dankzij feministische stemmen is er bijvoorbeeld bewustwording gecreëerd dat wetenschap voornamelijk vanuit een mannelijk perspectief is geschreven. Hierdoor zijn wetenschappelijke theorieën vooral van toepassing op mannen’, vertelt De Koning. ‘Het is van belang dat studenten daarover nadenken.’ Een theorie wordt namelijk altijd vanuit een bepaalde context bedacht. ‘Iedereen ontwikkelt een bepaald perspectief dat is beïnvloed door zijn omgeving. Dat heet standplaatsgebondenheid’, vertelt Niels Spierings, socioloog aan de RU. ‘Elke wetenschapper schrijft een theorie vanuit zijn eigen context.’ Het is belangrijk in colleges te laten zien wat standplaatsgebondenheid met een theorievorming doet. ‘Op die manier leren studenten zichzelf een spiegel voor te houden en kritisch op hun eigen perspectief te reflecteren’, legt Topolski uit.
‘Een theorie wordt altijd vanuit een bepaalde context bedacht.’
Borduurwerk
Daarom is het belangrijk dat er verschillende perspectieven worden behandeld. Waarom blijven deze dan toch nog onderbelicht in colleges? ‘Het uitlichten van andere perspectieven is een recent aandachtspunt’, vertelt De Koning. ‘Het vereist veel omdenken na het decennialange gebruik van dominante perspectieven.’ Om deze reden is het lastig om het vastgeroeste canon zomaar te veranderen. ‘Bij het invullen van een cursus moet er met van alles rekening worden gehouden’, vertelt Spierings. ‘Cursussen bouwen op elkaar voort, dus de inhoud kan niet zomaar ineens 180 graden worden gedraaid.’ De Koning voegt daaraan toe: ‘Als wetenschapper ben je vooral met de inhoud bezig. Daardoor heb je soms misschien wat minder aandacht voor hoe belangrijk het is om verschillende stemmen te laten horen.’ Bovendien zijn er zoveel verschillende perspectieven, dat het lastig kan zijn om te kiezen welke stemmen aan bod moeten komen. Er moet dus in elk geval worden nagedacht over het integreren van meerdere perspectieven in het onderwijs. Rector magnificus Han van Krieken is het hiermee eens. ‘Wij gaan ons, als College van Bestuur, echter niet bemoeien met de inhoud van onderwijs of wetenschap. Dat is aan de docenten en hoogleraren zelf’, benadrukt Van Krieken. Wel wil hij de discussie aangaan met verschillende docenten en studenten over dit onderwerp. Bijvoorbeeld door te vragen waarom docenten in colleges bepaalde verhalen aanhalen en andere negeren. ‘Maar het is niet mijn plaats om curricula inhoudelijk te toetsen.’ Hij verwacht dat docenten in de toekomst dit zelf ook meer gaan aanpassen. ‘Er is een cultuuromslag nodig. Docenten en disciplines zijn gewend te werken vanuit een bepaalde kennis’, vertelt Van Krieken. ‘Het zal daarom niet van de ene op andere dag zijn opgelost.’ De visie van de universiteit is niet perfect en dus is het belangrijk te kijken wat anderen daarvan vinden. ‘Maar’, benadrukt Van Krieken, ‘we moeten ook onze eigen waarden en de normen die daaruit voortkomen belangrijk blijven vinden. Je moet daar wel rekening mee houden.’