Home Opinie & AchtergrondAchtergrond Wie wil er nou leraar worden?

Wie wil er nou leraar worden?

door Redactie

Begin dit jaar kondigden docenten van alle niveaus aan dat zij op 15 maart gaan staken. Al maanden voeren leraren uit het basisonderwijs actie tegen de werkdruk en de lage salarissen. Ook in het middelbaar onderwijs spelen er problemen. De werkdruk is hoog en neemt alsmaar toe, onder andere door het aanhoudende lerarentekort. ‘We zijn al twintig jaar bezig dit op de agenda te krijgen’, vertelt Paulien Meijer, wetenschappelijk directeur van de Radboud Docenten Academie. ‘Het is fijn dat iedereen nu wakker wordt, maar de vraag is of het niet al te laat is.’

Vicieuze cirkel
Die angst geldt onder meer voor de vakken Duits, Frans, wiskunde en natuurkunde, die kampen met het tekort. Omdat er in de komende jaren veel leraren met pensioen gaan, zal dit probleem waarschijnlijk alleen maar groter worden, zo bericht de VO-raad, een belangenvereniging van scholen. Het leidt tot een vicieuze cirkel, vertelt Meijer. ‘Voor sommige vakken zijn al geen leraren meer, waardoor die vakken in de bovenbouw niet meer aangeboden worden. Daardoor gaan leerlingen dat vak ook minder vaak studeren, waardoor er geen leraren bijkomen.’ Zo kan het gebeuren dat bepaalde vakken straks helemaal verdwijnen.

Toch docent
Oud RU-studenten Yentl Betjes (25, docent levensbeschouwing), Pieter van Engelen (42, docent wiskunde) en Simone Clarisse (24, docent wiskunde) kozen wel voor het leraarschap. ANS sprak hen over hun keuze.

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: waarom de keuze voor het leraarschap?

Betjes: ‘Tijdens mijn studie Religiewetenschappen kwam ik erachter dat veel mensen een mening hebben over religies, maar niet over die mening nadenken. Dat wilde ik veranderen. Ik vind namelijk dat iedereen goed is, ongeacht zijn of haar religie. Daarvoor had ik de politiek in kunnen gaan, maar dat is niets voor mij. Om een beter mening te kunnen vormen over religie, is het belangrijk dat jongeren er al vroeg over leren. Zodoende kwam ik terecht bij educatie. Daarnaast wilde ik niet de hele dag op kantoor zitten. Als ik met vrienden die ander werk doen afspreek en zij over hun werkdag vertellen, is het spannendste wat ze hebben meegemaakt een vergadering. Als leraar kom je elke dag wel thuis met de meest bizarre verhalen.’

Van Engelen: ‘Bij mij ging dat wel anders. Ik ben een zij-instromer, ik heb al een andere carrière achter de rug. Op een gegeven moment kreeg ik de kans om les te geven op het conservatorium. Dat was het moment dat ik erachter kwam dat ik dat ook heel leuk vind. Om te kijken of ik het leraarschap wel echt iets voor mij zou zijn, ben ik nog een paar keer bij een docent in de les gaan zitten. Daarna heb ik me ingeschreven voor de docentenopleiding. Het voelde gewoon goed en ik ben nu nog steeds tevreden met mijn keuze.’

Clarisse: ‘Ik geef al sinds de middelbare school bijles en dat vond ik heel leuk om te doen. Daarom heb ik tijdens mijn studie een educatie-minor gevolgd. Die was redelijk goed bevallen, alhoewel ik wel merkte dat mijn passie niet bij lesgeven aan de onderbouw lag. Ik ben toen toch de master educatie gaan doen om te onderzoeken of ik deze passie wel had bij het lesgeven aan de bovenbouw. Ik had voordat ik ging studeren niet echt verwacht dat ik docent wiskunde zou worden. Maar ik vond het vak al interessant op de middelbare school, daarom ben ik het gaan studeren. Dat in combinatie met het plezier dat ik had in het geven van bijlessen, maken dat ik nu op een school werk.’

‘Ik merk namelijk wel dat ik echt boven de stof sta, ook als ik aan de bovenbouw lesgeef.’

Voor het worden van docent, is een hbo-diploma ook voldoende. Hebben jullie desondanks nog iets aan het universitaire gedachtegoed dat je tijdens je studie leerde?

Betjes: ‘Jawel, in mijn dagelijks leven, maar niet zozeer tijdens het lesgeven. Zelfs bij de bovenbouw moet je, qua inhoud, drie stappen terug. Er zijn zo veel onderwerpen waar we het tijdens mijn studie over hadden, die ik nu niet behandel. Dat vind ik af en toe wel jammer.’

Clarisse: ‘Dat herken ik wel. De dingen die ik op de universiteit heb geleerd, zijn erg nuttig. De theorie die ik heb geleerd gebruik ik natuurlijk om de les voor te bereiden. De universitaire denkwijze kom ik af en toe tegen binnen het vakdidactische aspect, maar verder niet zo veel. Ik vind het niet zozeer jammer dat we niet zo diep op de stof ingaan als tijdens mijn studie. Ik merk namelijk wel dat ik echt boven de stof sta, ook als ik aan de bovenbouw lesgeef. Dat geeft wel zelfvertrouwen.’

Betjes: ‘Dat is wel waar. Ik probeer wel eens voorbeelden uit wetenschappelijk onderzoek te gebruiken, maar het werkt veel beter om op de actualiteit in te gaan. Dat staat veel dichter bij de leerlingen. Als ik een voorbeeld noem uit mijn opleiding, vinden ze dat vaak niet interessant. Daarom refereer ik vaak aan Netflix, als ik dat gebruik voor een voorbeeld, dan reageren de leerlingen met: “oh mevrouw, dat ken ik!” Voor mezelf heb ik veel aan de universitaire opleiding gehad, maar in het werk dat ik nu doe, heb ik er niet zo heel veel aan.’

Van Engelen: ‘Ik denk dat die denkwijze wel degelijk terugkomt. Er wordt zelfs een verhitte discussie gevoerd over het vormgeven van het onderwijs naar wetenschappelijke inzichten. Ik zeg niet dat ik in elke les een wetenschappelijk artikel gebruik, maar die wetenschappelijke inzichten zorgen er wel voor dat ik dingen soms wat scherper neer kan zetten of dat ik mijn lessen net iets anders kan inrichten. Het is belangrijk dat je jezelf bloot durft te geven en je openstelt voor een ontwikkeling die verder gaat dan cognitieve ontwikkeling. Dat is waar de universiteit over het algemeen vrij goed in is.’

En dan de vraag die het meest cliché is: wat is het leukst aan docent zijn?

Van Engelen: ‘Daarop heb ik cliché antwoord op: never a dull day. De dag loopt bijna altijd anders dan ik van tevoren had kunnen bedenken. Dat is niet in de laatste plaats omdat leerlingen veranderlijk zijn. Dat is hen overigens goed recht, het is namelijk ook verschrikkelijk leuk om te zien. Het leraarschap kan de ene dag volstrekt klote zijn, bijvoorbeeld meerdere lessen niet lopen zoals gewild. Maar het kan de volgende dag net zo goed weer helemaal prima zijn. Dat vind ik mooi.’

Betjes: ‘Voor mij is dat het contact met de leerlingen. Het leukst vind ik het als ze naar me toekomen en zeggen: “goh mevrouw we hebben het over dit onderwerp gehad en ik zag dat in het nieuws.” Dan merk je dat ze echt iets van je lessen hebben opgestoken.
Ik had vorig jaar een brugklas en die leerlingen komen nog wel eens naar me toe om te vragen of ze mij niet weer terug mogen voor de lessen levensbeschouwing. Dat is toch fijn om te horen. Ik hoop uiteindelijk meer in gesprek te kunnen gaan met de leerlingen, een debat houden kan heel goed in dit vak. Daarvoor is het contact met leerlingen heel belangrijk. Je moet daarvoor namelijk het vertrouwen van de leerlingen winnen.’

Clarisse: ‘Wat ik heel mooi vind aan het leraarschap is dat het twee kanten opgaat. Wij proberen de leerlingen iets bij te brengen, maar over hoe je deze kennis overbrengt is ook heel veel te leren. Hoe pak je dat vakdidactische aspect aan? Dat vind ik heel interessant. Het vak bevat dus beide kanten, hoe kan ik de leerlingen en mijzelf zo goed mogelijk ontwikkelen? Ik vind het mooi dat er altijd wat te leren valt, zeker als je wil. Je kunt je altijd blijven ontwikkelen.’

 

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen