Home Artikelen Campusconversaties: What’s love got to do with it?

Van muffe alternatievelingen tot gladde kakkers: de campus is een broedplaats voor divers volk. Aangezien tweedejaars sociologiestudent Richard van den Berg de godganse dag op de campus doorbrengt om vooral uit zijn neus te eten en glazig voor zich uit te staren, knoopt hij gesprekken aan met voorbijgangers.

Het Elinor Ostromgebouw (EOS) is weinig meer dan een lelijk stukje schroot. Met grote interesse staar ik vanuit een stoel naar de oneindige gangen, de ijzeren trappen en de sfeerloze wanden die niet zouden misstaan in een inrichting. Plots zie ik een slungelige jongen lopen. Er zit een flinke kromming in zijn nek, waardoor zijn houding wat wegheeft van een hijskraan. Onder zijn dichtgeknepen oogjes rusten paarse wallen. 

‘Wat kijk je sip,’ zeg ik tegen hem. Verschrikt kijkt hij op van zijn telefoon.
‘Sorry?’
‘Dat je zo sip kijkt, is daar een reden voor? Ik kan me voorstellen dat dagelijks rondlopen in EOS een geestdodende exercitie is.’

Hij lacht en gaat voorzichtig naast me zitten. Daarna valt hij snel met de deur in huis: het is uit met zijn vriend. Begripvol knik ik terwijl hij de ene na de andere liefdesherinnering oprakelt. Hij begint over hoe hij en zijn ex wegzwijmelden bij de Zuid-Franse avondzon en over hun eerste zoen tijdens de aftiteling van een documentaire over verliefde aardappeljongleurs met platvoeten. Ik moet bijna braken als hij zegt: ‘Het ergste is dat het niet meer mijn handen zijn die zijn lichaam aanraken, dat ik nooit meer mijn lippen op de zijne zal drukken. Hij was de enige voor wie ik onmisbaar wilde zijn. Ik wilde voor hem meer bestaan dan voor mezelf.’ Waarom het is uitgegaan durf ik niet te vragen. Al kan ik me bij de beweegredenen van zijn ex wel wat voorstellen als hij voortdurend dit soort sentimentele bullshit uitbraakt.

In een periode van verstandsverbijstering dacht ik dat het een goed idee was om te gaan sporten.

In een poging de boel te relativeren, vertaal ik Tina Turners megaknaller What’s love got to do with it. ‘Weet je, er zijn genoeg andere vissen in de zee. Bovendien, wat heeft liefde ermee te maken? Wie heeft een hart nodig als dat hart gebroken kan worden?’ Hij kijkt me glazig aan. Nadat ik hem uitleg dat ik Tina Turner citeerde, bekent hij de eeuwig jonge rockzangeres niet te kennen. Ik vraag me af wat ik erger voor hem vind: zijn gebroken hart of het feit dat hij het in zijn ogenschijnlijk miserabele bestaan zonder de goddelijke deuntjes van Tina Turner heeft moeten stellen. 

Terwijl ik peins over deze kwestie, vraagt hij me wat ik doe in tijden van liefdesverdriet. Ik leg mijn wang in mijn handpalm en duik in mijn geheugen. Ik besef me dat chips eten een van mijn rituelen is. Alhoewel ik ook eens, in een periode van spontane verstandsverbijstering, dacht dat het een goed idee was om te gaan sporten. Hier was ik snel op uitgekeken. De sportschool is een enclave voor uitslovers, patjepeeërs en dergelijke onnozele wezens die al klaarkomen bij het zien van hun middelmatig afgetrainde spiegelbeeld. 

‘Maar weet je wat je het beste kan doen?’ vraag ik.
‘Nee?’
‘Het gaat erom dat je je beseft dat het altijd ellendiger kan,’ zeg ik. ‘Daarom zoek ik altijd lelijke gebouwen op.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen