Hij werd geboren in het Nijmeegse Waterkwartier. Als eerste in zijn familie ging hij naar het Stedelijk Gymnasium. Terwijl hij koffie drinkt op het Erasmusplein, voelt hij zich zo nu en dan een Marsman.
Op het Erasmusplein ligt een studente aan een plataan te knagen. De kiezelstenen drukken zich een weg in haar gezicht terwijl haar armen zich om de camouflageboom heen slaan. Geklemd in haar vingers: een briefje.
Een bijstander vraagt haar of hij iets voor haar kan betekenen. ‘Gaat het niet goed met je studie?’, vraagt hij. Het meisje rolt om. Ze richt zich op terwijl een aantal steentjes aan haar wang blijven plakken. ‘Integendeel, ik ga komende week afstuderen; cum laude welteverstaan’, antwoordt ze terwijl ze de jongen recht blijft aankijken. De platanen zijn onlangs gesnoeid en hun takken liggen bijeengeraapt. De fontein staat aan. De studente verzamelt wat takken om een kroon van te vlechten. Ze richt zich tot de Marsman om te vragen of ze zijn bananenschil mag gebruiken als ornament voor haar krans. ‘Hier heb je mijn schil, maar betrek me niet in je bizarre toneelspel’, antwoordt hij. De bananenkroon blijkt nog maar het begin van haar werk; langzamerhand vlecht ze een compleet exoskelet van takken.
De bijstander vraagt door: ‘Het ziet er niet echt uit alsof je lekker in je vel zit.’ Het meisje, inmiddels verworden tot een soort gestoord, fragiel, Michelinmannetje van hout, dient niemand meer van repliek. Ze begint zachtjes te zingen. Het zingen wordt steeds luider en gaat over tot krijsen. Ten tonelen verschijnt een nieuw figuur. Het contrast kan niet groter zijn tussen de Erasmuspleinfonteinnimf, die krijsend haar bos hout in de hens zet, en de nieuwe figuur. Hij is ogenschijnlijk rustig. Het is een man van Noord-Afrikaanse afkomst en hij draagt een lang, vlassig baardje. Hij is onmiskenbaar een terrorist.
Hij versnelt zijn pas richting de barstensvolle Refter. Hij rukt zijn jas open en er verschijnt een bom met een koord eraan dat waarschijnlijk ter detonatie dient. De bijstander verstart. Het meisje daarentegen lijkt een nieuwe vastberadenheid te hebben gekregen. Ze werpt zich op het Michelinmannetje van semtex en samen exploderen ze in duizend stukken. De ramen van de Refter zijn verworden tot scherven. Op het plein is een krater ontstaan. Het briefje dat het meisje toebehoorde, dwarrelt tussen alle stof omlaag richting de bijstander. Hij grijpt het uit de lucht en leest het voor aan de Marsman. Er staat: ‘Cum Laude geslaagd, iedereen behaagd’.
Al struikelend overdenkt de Marsman de onvoorstelbare hoeveelheid daadkracht die hij vandaag gezien heeft. Hij baant zich een weg door het puin weg van hier.