Voor je het weet sta je met een diploma in je handen, begin je aan een grotemensenbaan en is je studententijd voorbij. Columnist en ex-student Aan-Age Dijkstra deelt hier zijn inzichten over zijn overgang van het vrije studentenleven naar een degelijk burgerbestaan.
Terwijl ik nog een slok van mijn koffie neem, staar ik naar een Excel-bestand op het scherm van mijn laptop. Ik probeer me te focussen maar mijn gedachten dwalen af. Het is nu bijna een jaar geleden dat ik het studentenleven achter me liet en het werkende leven betrad. Hoewel ik niet eens nominaal ben afgestudeerd, was ik hierin een van de eersten binnen mijn vriendenkring. Vanachter mijn laptop vraag ik me af hoe sommigen hun studententijd zo lang weten te rekken, ondanks de druk van universiteit en overheid om zo rap mogelijk een diploma te halen.
De afgelopen jaren heb ik verscheidene afstudeeruitstellers voorbij zien komen. Vaak intelligente studenten, stuk voor stuk ambitieus en met een duidelijk doel voor ogen. Maar naarmate het einde naderde en een diploma-uitreiking dichterbij kwam, veranderde er iets. Sommigen besloten plotseling een nieuwe studie te beginnen waarbij ze een week comazuipen tijdens de introductieweek niet schuwden. Anderen rondden hun bachelorscriptie niet af omdat ze fulltime in een kroeg gingen werken. Of ze begonnen bij aanvang van hun master halsoverkop aan een tweede bestuursjaar. Het leek wel of deze studenten bang waren om af te studeren.
‘Welk bedrijf neemt immers iemand aan die zeven jaar over zijn studie heeft gedaan?’
Hoofdschuddend sloeg ik het gade. Zelf ben ik ook niet vies geweest van een bestuursjaar hier en wat commissies daar, maar ik stelde mijn studie altijd voorop en veroorloofde mijzelf maximaal één jaar uitloop. Welk bedrijf neemt immers iemand aan die zeven jaar over zijn studie heeft gedaan? Met mijn voortvarende studieverloop kon ik in ieder geval vrijwel meteen na mijn afstuderen aan mijn eerste serieuze baan beginnen. Ik werk nu bij een leuk bedrijf, heb een leaseauto onder mijn kont en leer veel over mijn vakgebied.
Toch knaagt er soms iets. De stelligheid waarmee ik de diplomafoben al die tijd heb veroordeeld, is inmiddels veranderd in twijfel over mijn eigen studie- en carrièreverloop. Had ik zelf tijdens mijn studie niet wat meer moeten reflecteren in plaats van in rap tempo naar het papiertje toe te werken?
Regelmatig vraag ik mij af hoe ik mijn carrière invulling wil geven. Vind ik dit vak eigenlijk interessant? Wil ik hierin doorgroeien? Wil ik überhaupt de rest van mijn leven slijten achter een bureau op kantoor en in eindeloze vergaderzalen? Tijdens mijn studententijd ben ik me er altijd bewust van geweest dat ik daarna aan het werk zou gaan, maar heb amper stilgestaan bij de concrete invulling ervan.
Ik heb gelukkig nog tijd zat om uit te vinden wat ik wil. Een carrière is niet in een dag opgebouwd en in de resterende vijfenveertig jaar tot mijn pensioen kan ik nog vaak genoeg een carrièreswitch doen. Althans, als ik in tegenstelling tot in mijn studententijd nu wel naast de gebaande paden durf te kijken en de stap durf te nemen. De studenten die een nieuwe bachelor begonnen, bijbaantje in een kroeg namen of tweede bestuursjaar deden, liepen weliswaar een studieachterstand op, maar gaven zichzelf door hun afstudeerangst meer ruimte om over de toekomst na te denken dan ik als snelstudeerder heb gedaan.