Columnist Niek van Ansem denkt veel na over het dagelijks leven. Maar of al dat reflecteren ook tot oplossingen leidt? Zijn gedachtes vragen op hun beurt namelijk ook weer om een flink staaltje doe-het-zelf psychoanalyse. Om zijn overvolle hoofd wat te luchten, deelt hij hier wat van zijn hersenspinsels.
Twee maanden geleden wilde het niet lukken met mijn column. In de tijd die ik ervoor vrijmaakte, kreeg ik teleurstellend weinig werk verzet. Het is dat ik alles op mijn laptop schrijf, anders had ik zeker voldaan aan het clichébeeld van de schrijver waarvan de prullenbak uitpuilt door de verfrommelde ideeën. Op zulke momenten is creatief schrijven een ontzettend frustrerende bezigheid, waarbij een vraag zich constant aan me blijft opdringen: waar doe ik het allemaal voor?
Met deze vraag was het thema voor de column van deze maand geboren en dat is typerend voor de natuurlijke wijze waarop ik doorgaans mijn onderwerpen bedenk. Die thema’s komen namelijk voort uit frustraties of twijfels over mezelf en het dagelijks leven. Als columnist die te boek staat als iemand die veel over zichzelf nadenkt, is er aan dat soort onzekerheden geen gebrek. Het onderwerp is dus niet zozeer het probleem. De papierpropjes beginnen zich pas op te stapelen wanneer ik mijn ideeën moet gaan uitschrijven.
Bij het uitwerken word ik gedwongen om mijn abstracte ideeën zo concreet mogelijk te maken. Met de Nederlandse taal beschik ik daarbij over een beperkt instrumentarium. Zinsconstructies die niet lekker lopen, betekenissen waarvoor uitsluitend foeilelijke woorden bestaan en de voortdurend opdoemende woordenlimiet zijn slechts een paar onvermijdelijke hordes. Waar het hordelopen bij een atleet goede training vereist, vraagt het bij mij om een heldere afgebakende visie over wat ik in mijn column wil zeggen. Bij het concretiseren blijkt doorgaans dat die visie nog niet scherp is, waardoor mijn eerste pogingen allesbehalve soepel verlopen. Wanneer de versie waar ik aan werk maar niet wil lijken op het gedroomde eindresultaat, voelen mijn verwoede pogingen als verspilde moeite.
Toch moet ik ergens in dat grillige schrijfproces een eerste versie bij de ANS-redactie inleveren om feedback te ontvangen. Dat gaat bij mij niet zonder lichte weerzin. Ik laat mensen immers iets lezen waar ikzelf nog niet tevreden over ben. Hoewel een redactie er natuurlijk is om aspecten aan te wijzen die voor verbetering vatbaar zijn, vind ik ergens dat zij niet meer zouden moeten doen dan de puntjes op de i zetten. Ikzelf moet de richting van mijn column vooraf al helder voor ogen hebben en die inhoud van begin af aan scherp kunnen verwoorden.
Inmiddels is me echter duidelijk geworden dat ik zelden in die mate met voorbedachten rade schrijf. Het grootste deel van het schrijfproces ben ik namelijk niet bezig om anderen iets duidelijk te maken, maar om mezélf iets duidelijk te maken. De feedback die ik ontvang op wat naar mijn mening nog warrige verhalen zijn, brengt op zijn beurt weer een gedachtenproces op gang. Daardoor kom ik vervolgens op scherpere ideeën over waar mijn column in essentie over gaat. Wanneer die inzichten als puzzelstukjes in elkaar vallen, kan het schrijven ineens overweldigend snel gaan. Alsof dat hele slepende proces wat eraan voorafging nooit heeft plaatsgevonden.
Het zijn die Eureka-momenten waar ik het voor blijf doen. Die momenten maken van iedere column een doordacht eindresultaat waar ik met trots op terugkijk. Tien maanden Man In The Mirror en ik ben vele waardevolle inzichten rijker.