Columnist Niek van Ansem denkt veel na over het dagelijks leven. Maar of al dat reflecteren ook tot oplossingen leidt? Zijn gedachtes vragen op hun beurt namelijk ook weer om een flink staaltje doe-het-zelf psychoanalyse. Om zijn overvolle hoofd wat te luchten, deelt hij hier wat van zijn hersenspinsels.
Wat wil je worden als je later groot bent? Het is een vraag die ons als kind allemaal is gesteld. Als iemand dat nu aan mij zou vragen, zou ik mijn antwoord wel klaar hebben: helemaal bovenaan mijn lijstje staat de wens om met mijn muziek door te breken. Muziek is namelijk iets waar ik dag en nacht met volle toewijding mee bezig kan zijn: het is mijn passie. Die overtuiging is echter iets van de laatste jaren. Anders dan diegenen die op jonge leeftijd al wisten wat ze wilden worden, ben ik een laatbloeier.
Een laatbloeier zijn kan zeker zijn voordelen hebben: in plaats van vroeg te pieken, heb ik nog een heleboel mijlpalen om naar uit te kijken. Toch zou ik willen dat ik veel eerder de drijfveer had gehad om ergens naartoe te werken. Als ik naar de muziekwereld kijk zie ik genoeg voorbeelden van benijdenswaardige mensen die – veel eerder dan ik – al wisten dat ze het in de muziek wilden maken. Dat inzicht vertaalde zich bij deze vroegbloeiers tot actie: ze leerden een instrument, bleven oefenen en zetten zichzelf op de kaart.
Terwijl deze talenten in hun tienerjaren al doelen nastreefden, nam ik mijn toekomst nog niet zo serieus. Hoewel mijn ouders me stimuleerden om noten te leren lezen of een instrument te leren bespelen, hield ik mij liever met andere dingen bezig. Als ik me toen over mijn tegenzin heen had gezet, had ik daar nu ongetwijfeld plezier van gehad. Dat het er toch niet van kwam, is niet alleen te wijten aan luiheid. Als tiener miste ik eenvoudigweg ook de visie om mijn dromen na te jagen.
Die visie heb ik nu inmiddels. De zeeën van tijd – die voor een jonge scholier nog vanzelfsprekend zijn – heb ik daarentegen niet meer en die zal ik ook nooit meer terugkrijgen. Daardoor ben ik gedwongen om keuzes te maken en is het duidelijker dan ooit dat het nu of nooit is. Hoewel die realisatie deels motiverend werkt, voelt het ook alsof de tijd me op de hielen zit. Iedere keer dat ik een mooi nummer schrijf of een sterk optreden geef, realiseer ik me tegelijkertijd dat er leeftijdsgenoten zijn die al veel verder zijn dan ik. Die achterstand lijkt soms niet meer in te halen. Op dat soort momenten voelen de doelen die ik nu pas bereik nietig en irrelevant.
Ik had graag verder willen zijn dan waar ik nu ben. Daarin ben ik echter ook gewoon ongeduldig. Ik kan nou eenmaal niet zo ver zijn als mensen die al jaren aan de weg timmeren. En hoewel ik liever minder tijd had verspild, is het juist ook de urgentie waardoor ik mijn muzikale ambities nu scherper dan ooit voor ogen zie. Met die toekomstdroom in mijn vizier kan ik nu het voorbeeld volgen van alle bewonderenswaardige hardwerkende strevers die me voor gingen. Met als voordeel dat ik in ieder geval niet te vroeg zal pieken. Misschien lach ik als laatbloeier dus wel het laatst.